Na de corona-pauze, met hier en daar wat kleinschalige initiatieven, begint nu toch een nieuw theaterseizoen. Een seizoen met deels andere titels, of aangepast aan de huidige mogelijkheden, en soms met een herneming van een oudere titel. In deze laatste categorie valt ook ‘Perenbomen bloeien wit’ van Kwatta. Net als bij ‘Zoek’ dit voorjaar gaat het niet om een musical, maar een desondanks prachtige jeugdvoorstelling; te mooi om niet over te schrijven.
‘Perenbomen bloeien wit’ is gebaseerd op een jeugdroman van Gerbrand Bakker; een boek dat qua thematiek overeenkomsten heeft met waarschijnlijk bekendere titels als ‘De Gebroeders Leeuwenhart’ en ‘Achtste Groepers Huilen niet’. Allesbehalve een lichtvoetig verhaal dus, maar net als bij deze boeken levert de theaterbewerking dankzij een mooi gebruik van humor bij een zwaar thema een buitengewoon indrukwekkende voorstelling op.
De voorstelling begint met een terugblik: de tweeling Klaas en Kees spelen een spelletje Zwart met hun jongere broertje Gerson. De bedoeling bij dit spel is om zonder je ogen open te doen een bepaald eindpunt te halen, en Gerson blijkt altijd de meest uitdagende doelen te kiezen, zoals een van de grafstenen op het kerkhof. De symboliek van dit spel zal in de loop van de voorstelling meer dan duidelijk worden.
We krijgen een blik op de gezinssituatie: een tweeling die een soort twee-eenheid is. Het jongere broertje waar ze het goed mee kunnen vinden, maar die onbewust er niet helemaal bij hoort. Een moeder die er met de grote auto en een Italiaan vandoor is gegaan naar zijn thuisland, en alleen af en toe een algemeen kaartje stuurt. Vader Gerard, die met zijn kinderen en het kleine brik is achtergebleven. En hond Daan, die vooral aan moeder gehecht was, maar nu Gerson’s beste vriend is geworden. De belevenissen van het gezin worden lichtvoetig verteld. Het (snotkleurige) autootje, niet meer dan vier dicht op elkaar gepropte stoelen met Gerson voorin en de tweeling op de achterbank, levert een running gag op met het sluiten van de achterdeur. De communicatie tussen de tweeling is heerlijk droog en blijft gespeend van sentiment.
Dan is er het onheil, als vader op verzoek van Gerson een toeristische route neemt. Ze rijden langs boomgaarden. “Perenbomen”, weet Gerson, “want perenbomen bloeien wit.” Twijfel vanaf de achterbank, want allemaal witte bloesem, terwijl in de winkel meer appels dan peren liggen. Dan is er de auto van rechts. Gerson is er het slechtst aan toe. “Gerson zat niet in de auto, de auto zat in Gerson”. Een gescheurde milt, een verbrijzelde arm, zijn zicht kwijt en in een coma. Wat volgt is een gedeeld perspectief van zijn omgeving, en de comateuze Gerson. Het zal niet het laatste moment zijn dat het publiek de rillingen over het lijf zal lopen, want er volgen nog meer pijnlijke momenten.
Op de rol van Klaas na wordt de voorstelling gespeeld door de oorspronkelijke cast. Leendert de Ridder, inmiddels een bekend gezicht dankzij zijn rol als Mees Kees, weet de kwetsbare kant van de jonge Gerson prachtig te spelen. Hij doet dat deels als zichzelf, en deels als poppenspeler. De tweeling Klaas en Kees wordt gespeeld door Tomer Pawlicki en Rogier van Erkel en is zeer overtuigend als een natuurlijke twee-eenheid. De manier waarop ze elkaar aanvullen, of bekritiseren, en zelfs het plaatje klopt fraai. Joost Dekker speelt vader Gerard mooi, met als hoogtepunt zijn tirade tegen Italië en Italianen, waarbij de clichés niet van de lucht zijn, en tegelijkertijd de pijn vanaf druipt. Een vijfde hoofdrol is er voor de hond Daan, een pop die door alle spelers meesterlijk tot leven wordt gewekt. Ook een aantal bijrollen worden door poppen vertolkt: opa en oma, de verpleger, en de gewonde versie van Gerson. Allen worden mensen van vlees en bloed.
Zonder dat het extreem stoort, zitten er wel een paar vreemde dingen in het verhaal. Zo krijgt bij het bezoek aan Italië het hurktoilet redelijk wat aandacht. Voor een gezin dat elk jaar naar Frankrijk gaat kan dat toch geen onbekend fenomeen zijn. Het noemen van Gerson’s leeftijd (13) roept een vraagteken op. Doorrekenend - de tweeling is enige jaren ouder- komen Klaas en Kees ineens wel heel kinderlijk over voor hun leeftijd.
Door het dichtdraaien van de subsidiekraan zal Kwatta minder in staat zijn nieuwe voorstellingen te maken. Kijkend naar bijvoorbeeld het eerdere ‘Dissus’, het recente ’Zoek’ (dat op dit moment wordt bewerkt tot hoorspel) en deze ‘Perenbomen bloeien wit’ wordt de jeugd van nu en de nabije toekomst hiermee prachtige voorstellingen onthouden. Dit najaar kun je de voorstelling nog zien in Nijmegen, Utrecht, Rotterdam en Den Haag.
Scènefoto’s oorspronkelijke voorstelling: Edwin Deen