Alweer zeven jaar geleden werden we verrast door Fries musicalnieuws. De musical Bonifatius, die al een aantal jaren te zien was in Fulda, zou (bewerkt) in de Bonifatiuskapel worden opgevoerd. Het werd een fraaie voorstelling, en een herneming twee jaar later volgde. Nu, weer vijf jaar later, is er weer een voorstelling in deze kapel. En wederom staat een belangrijke persoon voor de kapel centraal.
Uw recensent komt uit Zuid-Holland, en als hem wordt gevraagd wordt wie de meest opvallende Fries van de 20e eeuw is, is zijn eerste gedachte Jannes van der Wal. Als we het programmaboek mogen geloven, is het niet hij, maar Titus Brandsma. Een gedreven Katholiek, die veel heeft betekend en iemand met een tragisch einde.
In de voorstelling zien we het leven van deze Fries, die al op jonge leeftijd naar het klooster wilde. Hij is een ziekelijke jongen, met een enorme gedrevenheid, waarbij anderen zich continu zorgen maken over zijn gezondheid. Opvallend is zijn band met de 14e eeuwse Spaanse mystica Teresa van Avila. Hij probeert haar werk te vertalen en zo wordt zij zijn inspiratiebron. Brandsma wordt een belangrijke figuur in de kerk. Hij wordt onder meer hoogleraar aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, en is adviseur media en onderwijs van de Katholieke kerk. Die laatste rol wordt hem fataal. Als hij in 1942 alle Katholieke media een brief bezorgt waarin hij stelt dat zij geen NSB-advertenties moeten plaatsen, iets wat de bezetter wel wil, wordt hij opgepakt. Als staatsgevaarlijk belandt hij zo uiteindelijk in Dachau.
De voorstelling wordt gepresenteerd als een onderonsje tussen God en de duivel. De duivel wil het verhaal van achter naar voor vertellen, omdat het het verhaal zo veel duidelijker maakt, en God gewoon chronologisch. Hij begrijpt ook Gods fascinatie met het lijden niet. Het leidt tot een vertelling die sprongen heen en weer in de tijd maakt. Zijn lot is al heel snel duidelijk (wat als je aanneemt dat de man in Friesland bekend is ook de beste keuze is), al wordt het visualiseren van zijn laatste half jaar wel tot het eind van de voorstelling bewaard. Hoewel wel voor de standaardkleuren wordt gekozen, is de Duivel ditmaal geen man met horentjes met een drietand, en heeft God geen lange baard. Joop Wittermans heeft als duivel wel een felrood kostuum, en degene die God tegenspreekt. God is een vrouw in een kostuum die in de eerste akte het best te beschrijven is als een wit lichtgevend vrijheidsbeeld, overdreven opzichtig en nogal over the top. Haar hoofdtooi mag Maike Boerdam in de tweede akte af houden, wat haar rol ten goede komt. Boerdam heeft al een stevige podiumaanwezigheid van zichzelf, en speelt en zingt deze rol wederom prachtig. De titelrol is voor Theun Plantinga, die we toch vooral van komische rollen kennen, maar erg goed speelt, en zingt. Het is voor hem een snel weerzien met Alexandra Alphenaar, met wie hij dit seizoen al een voorstelling samen had, en die als Teresa klinkt als een klok.
De muziek ondersteunt de voorstelling goed. Veel heeft een klassiek, religieuze klank, dat met een groot koor weet te overweldigen. De twee geweldige zangeressen weten wel raad met hun fraaie solo’s, en ook Theun Plantinga weet zijn nummers zowel fraai, als met gevoel te zingen. Een dansgroep zorgt regelmatig voor abstracte dans, die de emoties in het stuk versterken. Het decor is sober, en doet een beroep op je verbeelding. Een mooie vondst is het vernietigen van de bruggen aan het begin van de oorlog, uitgebeeld door het omverwerpen van strohalmen die tegen houten constructies waren geplaatst. Deze constructies hebben in de tweede akte dan weer een heel andere rol.
Als Hollander blijkt de voorstelling hier en daar wel wat lastig te volgen. Titus is namelijk tweetalig (nou ja, als we echt strikt zijn zelfs viertalig, want Duitsers spreken Duits, en Teresa heeft enige Spaanse woorden, met name haar lied ‘Nada te turbe’), en het Fries is niet altijd even goed te volgen. Ook de koorpartijen, die wel prachtig klinken, zijn niet altijd even goed te verstaan. Wie dat heeft mist de rode draad in het verhaal niet, maar hier en daar wel de nuance. Dat de eerste akte veel dezelfde informatie lijkt te worden gegeven en daardoor wat sleept is hier mogelijk het gevolg van. Het is met name het slot van de tweede akte dat de voorstelling die een onuitwisbare indruk maakt. Hier komt alles samen. Licht, geluid en muziek, acteerwerk, en beweging. Het duurt tot ver na de voorstelling voordat het kippenvel dat hierdoor is veroorzaakt weer is verdwenen.
Zo verlaat je de voorstelling met gemengde gedachten. Wat heb ik gemist omdat ik de Friese taal niet machtig ben? Waarom had God die vreselijke lampenkroon? En tegelijkertijd ook, wat kan lokatietheater mooi zijn. Wat hebben we in Nederland prachtige performers. En wat een schitterend en indrukwekkend slot.