‘De Schippers van de Kameleon: met de muziek mee’ begint in de zaal. Agent Zwart waarschuwt dat er hier gestolen wordt, en citeert zelfs het bijpassende wetsartikel uit het wetboek van strafrecht. Het is één van de bekende Kameleon-figuren (wel eigentijdser dan de veldwacht uit de boeken) die we in deze voorstelling terugzien. Ook Gerben zien we terug, en natuurlijk Sietse en Hielke, de figuren uit de titel, al verschijnen ze nooit tegelijk op het podium.
Maar al snel ontwikkelt zich dus een vreemd verhaal, dat eigenlijk al begint als Zwart zegt dat de hele voorstelling bij elkaar is gestolen. Hij heeft hier wel een punt. In de voorstelling wordt toegegeven dat een tekst van Paul van Ostaijen is gebruikt, een flink fragment uit Peter en de Wolf komt langs en liedjes hebben her en der wel raakvlakken met andere: het meest opvallend is dat als het intro van Spring Awakening’s frustratienummer (de titel is niet geschikt in de recensie van een familiemusical) wordt gebruikt. Als we een vreemde man in een dwangbuis zien opkomen en zich ervan bevrijden, en deze vervolgens in een net pak zien opkomen als dirigent Antonius Demesmaeker, wordt het al wat merkwaardiger, maar zou het nog een gewoon avontuur kunnen worden. Maar na een personage dat de wind dan wel de waarzegster is, is idee wel weg. Al helemaal als er muzikaal wordt geconverseerd met een tuba (euphonium), een agentenfluitje en een kaaswiel. De vreemdeling hoort van het dirigeerstokje dat in 1518 ‘choreomanie’ (iets heel ernstigs) heeft veroorzaakt, en sinds die tijd in de kluis van het stadhuis ligt, levert nog iets van een boef en een doel op. Toch speelt inmiddels ook de gedachte op dat ik naar een soort Lazarus voor kinderen zit te kijken. Sommigen vinden het vast prachtig, maar ik wil wel graag begrijpen waar ik naar kijk. Kennelijk is dat een gebrek aan fantasie, want als de acteurs daar zonder kostuums staan en iets hierover zeggen, is ben ik het pad volledig kwijt.
Zoals gezegd, er is altijd maar één van de tweelingbroers op het podium. Joris Braster speelt ze allebei in een tweekleurige overall. Hoewel menig personage ze niet uit elkaar kan houden, blijken Sietse en Hielke wel heel verschillend. De een droomt van ver weg, de ander van huiselijk dichtbij, en dan liefst met een vriendinnetje Sara (een leuke rol van Sterre Schaasberg), al wordt haar bijles minder gewaardeerd en begint hun verstandhouding met een ander soort vuurwerk. Waar Sietse met zijn Tuba communiceert, is het vooral Gerben die dat met zijn kaas doet (die trommelt). Deze rol, gespeeld door Calvin Kromheer, is de meest aimabele van het stel, vooral door zijn obsessie met de kaas. Sofia Ferri is de vage waarzegster, die ongetwijfeld speelt wat ze moet spelen, maar het blijft een rol waar ik geen kaas van kan maken. David van de Tempel als agent en Alfred van de Heuvel weten goed hoe ze het jonge publiek moeten opzwepen, en maken hier gretig gebruik van. “heeft het publiek soms ook de politieacademie gedaan”, horen we de agent zeggen. En zeker de zoektocht naar de kluis van deze laatste, en het openen ervan is een fraai stukje theater. Al krijgt hij bij deze laatste scene tijdens deze première ook wel hulp van een jongen uit het publiek, die wel een heel raar getal heeft gehoord.
Natuurlijk zitten er zeker amusante dingen in deze voorstelling. De tegenstelling tussen stad en platteland, waar ik wel voorkeur voor de tweede categorie bespeur, uit zich in een: “Geef de boeren maar de schuld; aan die ellende hebben we Caroline van der Plas overgehouden”. Er wordt met woorden gespeeld: Rood (stoplicht)- Zwart (naam) en Lente(n), met de ouderdom van het bronmateriaal (na 60 jaar kun je ze nog steeds niet uit elkaar houden)
De voorstelling wordt gespeeld in een decor van Joris van Veldhoven (ja, ook deze). Waar het mij in het begin niet meteen duidelijk was dat de broer op het podium praatte met de broer op een miniatuur versie van de Kameleon die op de horizon te zien was, ziet het plaatje van de plaats Lenten er fraai uit. De eenvoudige huisjes worden op diverse manieren hergebruikt, en het beeld van het dorp, rond een meer van twee cirkels, die aan een onafgemaakt hartje doen denken, en waar een Fries natuurlijk meteen een plompenblad van maakt. Een aantal van de huisjes vormen ook de basis voor het slotbeeld: zowaar een grote Kameleon.
De songs van Fons Merkies en Jeroen Sleyfer klinken goed, al zijn ze te vaak slecht of niet te verstaan. De balans was niet helemaal lekker, en bijvoorbeeld Alfred van den Heuvel in de lage registers helpt daarbij ook niet. En een tekst met verbasterde Engelse woorden moet je goed kunnen volgen.
Bij mij viel het kwartje niet bij dit verhaal, misschien door dezelfde oorzaak als dat de jukebox in het dorp niet meer speelde. Die werkte op kwartjes, en die zijn er niet meer. Een verhaal dat te veel afwijkt van wat ik een Kameleon-avontuur beschouw, een achtervolging op het eind met minibootjes die weinig indruk maakt, deels onverstaanbare zang, het hielp allemaal niet mee. De kinderen lijken echter wel in het verhaal te zijn meegesleept, gezien de reacties, en de ultieme test, enige losse ballonnen in de zaal. Leuk om voor de voorstelling door de zaal te meppen, maar tijdens de voorstelling heeft er maar eentje ervan bewogen.