Je kon er je klok op gelijkzetten, nou ja, eigenlijk de agenda. Elk jaar toert Efteling theaterproducties met de voorstelling die het jaar ervoor in het Efteling Theater te zien was. Maar dit jaar is het anders. De voorstelling Caro krijgt een tweede jaar, en is door zijn vormgeving waarschijnlijk ook moeilijk tot een tour te bewerken. Gelukkig is er dan altijd nog de Sprookjesboom. Waar de voorstellingen in het park wel erg zijn geminimaliseerd, keert de eerste Sprookjesboom-voorstelling in het land weer in volle glorie terug.
In dit verhaal is een houthakker beland in het sprookjesbos. Dat is natuurlijk groot nieuws, en al snel wordt het verhaal opgeblazen: “Er is een monster in het bos”. Maar Willem is geen monster. Hij is een houthakker die zieke bomen omhakt, en niet kan geloven dat hij daadwerkelijk in een sprookjesbos is. Heks krijgt een plan, als ze deze gast opmerkt. Samen met wolf maakt ze een drankje, dat Willem moet bewegen de Sprookjesboom om te hakken. Dan lopen de verhalen tenminste niet altijd goed af. Of de verhalencyclus dus definitief wordt doorbroken, daar kom je natuurlijk achter als je de voorstelling gaat bekijken.
De cast bestaat vooral uit acteurs die al eerder in Sprookjesboom-voorstellingen te zien zijn geweest, in het theater of in de Efteling. Erik Plageman speelde de houthakker al in de tourversie van de voorstelling. Bo van Vliet ( de theatraal-dramatische Ezel, de warrige Fakir met zijn vage gevoel voor humor en de wat saaie Ko Kabouter) speelt al sinds 10 jaar diverse Sprookjesboom-figuren in theater en het park. Beiden spelen ingetogen waar dat past, en expressief als het kan. Roos van Breukelen is ook geen onbekende met de Sprookjesboom-figuren. Zij kan lekker los gaan als Heks; een mooi contrast met de schattige en ook wel ondeugende Roodkapje. Annika van Bruggen heeft wat bravere rollen: de statige Assepoester en het bangige Geitje Benjamin. Het zeker niet eenvoudige stemwerk als geitje, mekkerend klinken en toch verstaanbaar blijven, is prima. Vreemd lijkt de keuze om de langste uit het ensemble de rol van Klein Duimpje te geven, maar het is erg effectief. Hij lijkt nu nog kleiner. Bob van Weijdeven, die zijn lengte zeker kan gebruiken om Langnek’s nek helemaal uit te schuiven, is ontwapenend als de kleine jongen die groot wil worden, en dus het eetpatroon van houthakker Willem wil bestuderen. Hoewel Draak een indrukwekkend karakter blijft, is het vooral Wolf waar Mick Westerhout zich kan uitleven. De publiekslieveling, die erg op zichzelf gesteld is, en lekker vals uit de hoek kan komen, wordt ook door hem uitstekend neergezet.
Voor een voorstelling van 10 jaar geleden zit er opvallend weinig sleet op. Na het introductienummer waarin alle sprookjesbos-bewoners bezingen waar ze mee bezig zijn, dendert de voorstelling voort, met als enige rustmoment (voor de ouders) het moment dat er moet worden meegeholpen om dingen te zoeken. De figuren hebben allen hun eigen herkenbare karakter, en ook de stemmen zijn zoals we van ze gewend zijn. Een rechttoe-rechtaan verhaal met de nodige spanning voor de jongere bezoekers zorgt dat de aandacht erbij blijft. Voor de ouders zit er tevens nog genoeg in om smakelijk om te lachen. Het decor, dat in eerste instantie een open plek in het bos lijkt, kent een verrassingen, als het huisje van de heks ineens verschijnt. Grappig zijn hier de Efteling-details: zelfs de kat, die iedereen zich kan herinneren van zijn eerste Efteling-bezoek, is aanwezig. Het is lastig om stil te blijven zitten bij een swingende nummer als “Mens in het bos” of de tango “Olé (Steek niet de draak met mij)”. Een klassieker als “Stampen, stampen, stampen” doet natuurlijk iedereen mee en het houthakkerslied vraag ook om meezingen: Weet je waar ik van houd: hakken, hout hakken.
Kortom: wie 10 jaar geleden er al van genoot, kan rustig nog eens gaan kijken. Wie de voorstelling nog niet kent, heeft met jonge kinderen een leuke middag.
Scenefoto’s: De Efteling