Bij het stoppen van de Ketnet-musicals schreef ik al: het vele jonge musicaltalent moet nu andere producties vinden om hun talent te tonen. Een van die kweekvijvers die die gelegenheid biedt is the Singing Factory. Hun grote producties als het eigen ‘Magdalena’ of de Broadway-titel ‘School of Rock’ stonden als een huis, maar ook hun kleinschalige ‘13’’ mocht er zijn. Met goed materiaal weten ze doorgaans uitstekende voorstellingen te maken. Het is vervelend te moeten zeggen, maar helaas blijkt deze Wiet Waterlanders niet eentje uit die categorie. Hoewel het verhaal genoeg potentie heeft, komt het door een aantal oorzaken niet goed uit de verf, al zetten de spelers leuke en sterke rollen neer. Het is zeker omwille van hen dat ik hoop dat ze nog wat aan de onvolkomenheden doen voor de voorstellingen van aankomend weekend, want zij verdienen wel publiek dat hun talent komt bekijken.
Deze musical is gebaseerd op een deel uit een boekenreeks rond Wiet Waterlanders, geschreven door Mark Tijsmans, die ook de scriptbewerking maakte. In dit verhaal wordt Wiet Waterlanders met zijn vrienden Ophelia naar een koorkamp in een abdij gestuurd om daar een document te vinden, waar ook een geheim genootschap achteraan zit. In 1781 blijkt in deze abdij ook een zang/muziekschool te hebben gezeten en de beroemde componist Solieri verbleef hier ook. De voorstelling springt heen en weer tussen de zoektocht in het heden, inclusief Wiets nachtmerries, en het verleden, waar we zien dat Solieri op dat moment helemaal geen groot componist is, maar zijn composities steelt van zijn jonge studentjes, zoals Ludwig Van Heethoofden. Hij beleeft zijn eigen avontuur met hulp van onder andere keukenhulp Leentje, en medestudenten als Hendel en Mendel.
Of de informatie wel gegeven wordt, maar behoort tot de onverstaanbare tekst, of totaal ontbreekt, kan ik niet met zekerheid zeggen. Een heldere introductie van de personages in het heden wordt node gemist. Maar misschien heeft elk Vlaams kind wel een Wiet Waterlanders gelezen, en is het voor hen niet nodig. Het gevolg is dat het avontuur in het heden rommelig start, mede door de bij-karakters, en daar eigenlijk nooit echt structuur krijgt en dan ook eindigt in een rommelige ontknoping. Hoewel ook met mysterie omgeven, is dit anders in het verleden. Als Ludwig een dag te laat bij de abdij aankomt, is voor hem daar ook alles nieuw, en neemt hij het publiek mee in zijn tocht. Dit voelt zo ook meteen als het hart van het verhaal. Al zit hier tegen het slot ook een verhaalwending die me wat té overkomt.
Waar het, naast het soms gebrekkige geluid en het stel voor me dat in deze nauwelijks oplopende zaal regelmatig door smoezen en knuffelen het zicht belemmert, vooral mis gaat zijn de overgangen van heden naar verleden. De bijbehorende wisselingen zorgen voor lange periodes van totale duisternis met ombouwgeluiden. Voor een groot deel is het ook helemaal niet nodig. De acteurs in hun kostuums geven al duidelijk aan in welke tijd we ons bevinden.
Aan de andere kant staat er weldegelijk een sterke cast op het podium. Hans Peter Janssens is natuurlijk niet één van de jonge talenten, maar maakt wel duidelijk waarom hij de bekendste musicalacteur van Vlaanderen is. Loepzuiver, verstaanbaar, en een zeer overtuigende bullebak als de componist Solieri. De meest opvallende rol bij de jongeren is weggelegd voor de guitige Rodi Cicek, die de rol van dichtende handwerkman Ricky Schilder speelt. Hij windt het publiek schijnbaar moeiteloos om zijn vinger. Met het betere verhaal zijn het ook de serieuze rollen in 1781 die het meeste indruk maken. Zeker Rosanne Poltrock als Leentje is prachtig. Ook Kasper Vervoort overtuigt als Ludwig, net als Dexter van der Vieren en Arno Goris als Hendel en Mendel. De tweede komische noot wordt verzorgd door Bisschop Vivavaldi (Bas Bossaerts), die niet van de drank af kan blijven en het inzetten van de leerlingen niet schuwt om die te bemachtigen.
De personages in het verhaal verwijzen natuurlijk naar bekende componisten, wiens namen verbasterd zijn, anders geschreven, of bijvoorbeeld sohn zijn kwijtgeraakt. Het is dan ook vooral Beethovens “Ode an die Freude” ( “Alle Menschen werden Brüder”, een gedicht van Schiller) die centraal staat in dit avontuur. En mocht je je afvragen waar die merkwaardige compagnie uit de titel vandaan komt: volgens de jongens is dat de naam voor een symfonie die je met z’n tweeën schrijft.
Wiet Waterlanders en De Negende Compagnie Van Heethoofden heeft dus een heerlijke cast, maar kan als productie niet echt overtuigen. Deels zijn de mankementen te verhelpen, dus theater minnend Mechelen wil ik toch aansporen, ga vooral kijken of ze dat ook hebben gedaan.