De meeste mensen die langs de gevel van Carré lopen zullen het zich vermoedelijk best afvragen. Wat is Pippin? En waarom moeten we daar heen? En moeten we er überhaupt wel heen? Maar, Neerlands musicalliefhebber wist het al maanden: Pippin komt naar Nederland! Daar moeten we heen!
In het programmaboekje vertelt Madeleine van der Zwaan, directeur van Carré, dat ze wist toen ze Pippin zag in New York dat deze show in Carré thuis hoorde. En gisteravond bleek dat Van Der Zwaan best wel eens gelijk zou kunnen hebben.
Pippin vertelt het verhaal van een prins die nadat hij klaar is met school eigenlijk niet weet wat hij nu eens zal gaan doen. Als hij zijn school verlaat, is iedereen vol van hem, deze jongen heeft een hoop in zijn mars en zal een sensationeel leven tegemoet gaan. Ook Pippin is daarvan verzekerd. Maar wanneer is een leven eigenlijk sensationeel? En wanneer is een leven sensationeel genoeg?
Om een volledig onduidelijke reden heeft men besloten om de prins de naam te geven van de oudste zoon van Karel de Grote, Pepijn, en af en toe te flirten met wat verhalen rondom diezelfde Karel de Grote. Omdat de show in Carré een volledig Amerikaanse show is zal dit gegeven trouwens sowieso niet voor iedereen helemaal duidelijk zijn.
Het verhaal van Pippin wordt niet door Pippin zelf verteld. Die taak heeft een mysterieuze dame, die doet denken aan een circus dompteur die rechtstreeks uit de wereld van de fetish lijkt te zijn gelopen (Blijkbaar is deze dame zo mysterieus dat zelfs de schrijvers van het stuk niet wisten wat ze met haar aanmoesten en haar niet eens echt van een naam voorzien. Ze wordt in het programmaboekje aangeduid als ‘Leading Player’). Pippin en deze dame worden bijgestaan door een ratjetoe aan mensen. Denk bijvoorbeeld aan een sterke man uit het circus, een clown en een raadselachtige dame op een klein fietsje.
Pippin werd op de avond van première gespeeld door Kyle Dean Massey. Massey heeft op Broadway naam gemaakt in stukken als Next to Normal en Wicked maar is vermoedelijk bekender door zijn rol in de Amerikaanse serie Nashville. Hij speelt de rol met charme en met een gigantisch gemak. Massey heeft een fijne, maar o zo Amerikaanse, zangstem en hij is goed thuis in de rol van de ietwat knullige Pippin. De eerste akte is het daarentegen wat vreemd om te zien dat deze hoofdrolspeler waarover iedereen hoog op geeft wel heel technisch staat te zingen. Je ziet bijna dat hij denkt aan zijn meest recente zangles als je precies ziet welke zangles trucjes hij hier en daar gebruikt. In een show waarin mensen door hoepels springen en een liedje zingen, op hun kop aan de trapeze hangen en een stukje zingen is het vreemd om te zien dat degene die bijna het minste te doen heeft, het hardste staat te werken. In de tweede akte maakt Massey het overigens meer dan goed. Laten we hem het voordeel van de twijfel geven en vereerd zijn dat deze Broadway-ster gewoon wat zenuwachtig wordt van het Nederlandse publiek.
Iemand die totaal geen moeite heeft met welk publiek dan ook en waarschijnlijk vuurspuwend nog een liedje kan zingen is de vrouwelijke hoofdrolspeelster Gabrielle McClinton. Deze dame is heerlijk als de ongrijpbare en fierce ‘Leading Player’. Ze is topfit, zingt, danst en blijkt ook nog een geheel circusrepertoire in zich te hebben. Ondanks dat ze vocaal heel hard en heel veel kan, weet ze dit goed te doseren en ze kruipt ook zachter zingend in de demonische kanten van haar rol.
Buiten deze twee rollen hangt Pippin van heerlijke bijrollen aan elkaar. Sabrina Harper laat je als niet zo hele gewone stiefmoeder hunkeren naar ‘Anything Goes’ als volgende Broadway-aan-de-Amstelshow door haar waanzinnige dans en heerlijke belt, Erik Altemus heeft als broer van Pippin de lachers op zijn hand en laat eigenlijk al zien dat hij een verdiende understudy-positie heeft bemachtigd voor de titelrol.
Heerlijk qua spel en mimiek is John Rubinstein als Karel de Grote. Rubinstein mag in de VS een oude theaterrot zijn, in Nederland hebben we daar geen boodschap aan en hij weet ons puur op zijn talent en zijn komische timing te winnen. Grappig detail is dat Rubinstein in de jaren ‘70 zelf de titelrol speelde en nu dus zijn vader mag spelen. Als je hem aan de gang ziet in Carré, dan weet je dat de mensen in de jaren ‘70 met ‘zijn Pippin’ ongetwijfeld ook een fijne avond hebben gehad.
Maar iemand die naar geweldige hoogte stijgt - en in een show waarin geen circusact te gek is zegt dat nogal wat - is Adrienne Barbeau. Met haar 70 jaar lijkt ze minstens zo lenig als alle ensemble-leden bij elkaar en is ze ook nog eens aandoenlijk en charmant. Met haar solo heeft ze ook nog eens de mooiste boodschap uit Pippin te pakken.. “’Oh, it’s time to start livin…’!”
In de tweede akte krijgen we als publiek gelukkig nog even de kans om wat meer van Bradley Benjamin te zien. Benjamin, een dame, speelt de grappige Catherine, die niet alleen langzaam Pippins hart wint, maar ook dat van het publiek. Haar stem klinkt wat als die van Anna Kendrick en muziek en zangtekst schrijver Stephen Schwartz heeft een arrangementje voor haar geschreven waardoor ze wat klinkt als Glinda uit Wicked. Dat maakt het best een opgave om met dat pakket zelf te stralen, maar het lukt Benjamin wonderwel.
Naast deze rollen heeft Pippin ook nog eens een magistraal ensemble dat niet alleen geweldig danst en zingt, maar ook nog eens niet zou misstaan tussen de artiesten van Cirque du Soleil.
Pippin bestaat niet alleen uit een fantastische cast, maar je ziet ook nog eens dat Dominique Lemieux, die verantwoordelijk is voor de kostuums, ook uitgepakt heeft met haar werk. Circus-outfits die functioneel omgetoverd kunnen worden tot maliënkolders en borstschilden. En jawel, een blik op haar cv leert ons dat ook zij werk doet voor Cirque du Soleil.
Het decor, dat eigenlijk vooral lijkt te bestaan uit een grote circustent, is op zijn plaats in Carré. De halfronde zaal van Carré omarmt de open circustent warm en als publiek zit je voor je gevoel midden in diezelfde tent waar de cast zijn hoogstandjes doet.
Zoals eerder al voorzichtig gezegd: Stephen Schwartz is verantwoordelijk voor de muziek en de liedteksten. Disney-achtige deuntjes worden afgewisseld met muziek waar de Bob Fosse-stijl choreografie volledig tot zijn recht komt. Toch lijkt Pippin niet echt één specifiek nummer te hebben dat je in de trein naar huis nog zingt.
Het moet gezegd worden: Pippin is magisch en sensationeel. Zonder al te veel te willen verklappen over de zinsbegoocheling die je op het podium zo nu en dan wordt aangeboden, kunnen we alleen maar zeggen dat Pippin in Carré oprecht een Broadway-beleving aan de Amstel is. Broadway was nog nooit zo dichtbij en het zou zonde zijn om die kans te laten lopen!
Oh, trouwens… Wil je nog niet alle ins en outs van het verhaal weten als je neerzakt in het pluche van Carré? Lees dan alsjeblieft je programmaboekje niet te aandachtig. Daarin wordt namelijk het hele verhaal al verteld