Bekende en wat minder bekende Italiaanse songs; daarom gaat het in het liedjesprogramma ‘Bella Italia’. Bekendheid die soms te danken is aan de hitstatus van de originele versie, soms omdat we een Nederlandse bewerking van het lied kennen. Zo komen bijvoorbeeld de originelen van bijvoorbeeld “Laat me alleen’, “Zonder jou” en “Ik leef niet meer voor jou” voorbij. Iedere generatie heeft zo zijn eigen klassiekers, wat je merkt aan de reacties in de zaal. Soms voelen mensen de neiging mee te neuriën. Dat is niet zo erg als je tijdens een première naast een bekende artieste uit het vak zit, maar wel als het de buurvrouw aan de andere kant blijkt te zijn, die beduidend minder muzikaal gevoel heeft. Het is wat dat betreft lastig repertoire, omdat je als publiek de teksten hoogstens fonetisch kunt meezingen, wat dan ook niet echt gebeurt. Het feestje wordt tot het einde bewaard; in het laatste blok komt Jovanotti voorbij, en de voorstelling eindigt (bijna) met uptemposongs als ‘Perdono’, ‘Ti Sento’ en ‘A far l’Amore comincia tu’. Om gepast afscheid te nemen met ‘Con te partiro’.
Bij een voorstelling als deze zullen er altijd nummers zijn, die je wel had verwacht, maar die toch niet voorbij komen. Soms is dat te wijten aan een andere keuze binnen het repertoire. Zo mist ‘Sincerita’, maar komen wel een aantal Riccardo Cocciante nummers voorbij, met name diegene die in Nederlandse versies een groot succes werden. ‘Ti amo’ ontbreekt, maar Umberto Tozzi’s samenwerking met Raf, ‘Gente di Mare’, komt wel voorbij. Toto Cutugno ontbreekt wel volledig. Geen ‘Insieme 1992’, waarmee hij het songfestival won, of l’Italiano, dat als ‘Als ik maar bij jou ben’ een Nederlandse hit werd. Andere songfestivalnummers, als ‘Non ho l’età ’ en ‘Si’ van Gigliola Cinquetti zijn wel opgenomen, net als misschien wel de bekendste niet-winnaar, Nel blu dipinto di blu van Domenico Modugno, beter bekend als Volare. Net als bij de Franse liedjesprogramma’s Vive La France ligt de focus op het verleden en verre verleden. Meest recent is in zekere zin ‘Tu vuo’ fa’ l’americano’ (uit 1956), maar gebracht als We No Speak Americano uit 2010.
De kwaliteit van de uitvoeringen is wisselend. Doorgaans degelijk, met enkele uitschieters. Zo weet Leonie Meijer
Marijn Brouwers haalt zijn gebruikelijke niveau niet helemaal, lijkt bij ‘Felicita’ zijn tekst kwijt, maar ‘Se bastasse una canzone’ van Eros Ramazotti komt er erg lekker uit. Nieuwkomer Merijn Oerlemans, winnaar van een Amateur Musical Award in 2016, doet niet onder voor zijn (al langer) professionele collega’s. Als hij in de eerste akte lange tijd niet te horen is, missen we hem en we zijn dan ook zeer verheugd als hij in het origineel van “Dromen zijn bedrog” uitbarst als uitsmijter van de eerste akte. De zangers wordt begeleid door een drietal muzikanten, wat soms betekent dat de songs muzikaal gestript zijn, en anders gearrangeerd. Dat pakt soms goed uit, en soms mis je de orkestrale bombast van het origineel, zoals bij ‘I treni di Tozeur’.
Er is gekozen de songs op te splitsen in vijf blokken, vijf plaatsen van handeling. Dat betekent drie keer een decorwissel tijdens de voorstelling. Tijdens die wissels wordt een filmpje getoond van het voor ouderen zeker bekende La Linea, een tekenfilmreeks uit begin jaren 70, waarbij de tekening uit 1 lijn bestaat, hoewel soms ook wel wat meer. Erg functioneel blijken deze decorwissels echter niet. Soms wordt er tussen of tijdens nummers een beetje geacteerd, maar ook dit voegt weinig tot niets toe, mede omdat het zelden echt weet te overtuigen. Hier blijkt Merijn Oerlemans soms de uitzondering, mede dankzij zijn natuurlijke charme. In het meest extreme geval worden de songs zelfs om zeep geholpen door dronkenschap in het nummer te verwerken, waardoor zowel ‘Senza una Donna’ als ‘Gente di mare’ niet de uitvoering kregen die deze songs verdienen. Ronduit knullig zijn de schaduwprojecties, die eerder op de lachspieren wekken dan een serieuze bijdrage leveren. En wat doet het paar schoenen tijdens de laatste akte prominent op het podium?
Italiaans is een taal die de gemiddelde bezoeker niet machtig is, dus een beetje duiding kan geen kwaad. Naast de vaak mislukte enscenering die kennelijk bedoeld is om context te geven, vertelt orkestleider Alberto Klein Goldewijk soms kort iets over de songs en de artiest. Dit blijft vaak bij algemeenheden, en soms is het zelfs feitelijk onjuist. Zoals wanneer hij beweert dat Paolo Conte twee hits heeft gehad, ‘Max’, dat tijdens deze voorstelling instrumentaal wordt uitgevoerd, en ‘Via con Me’. Een korte zoekactie levert ‘Max’ als enige echte hit op, en met een beetje goede wil zou daar ‘Gli Impermeabili’ aan kunnen worden toegevoegd. ‘Se stiamo insieme’ moeten we van André Hazes kennen, maar het origineel was in Nederland een grotere hit. En ik mag toch aannemen dat er meer fans van Italiaanse muziek dan van Hazes in de gemiddelde zaal zitten.
Bella Italia zal de echte liefhebber, die geen last heeft van een Nederlandse tongval, vast kunnen bekoren. Het songmateriaal is er interessant genoeg voor. Het is derhalve jammer dat de plank wordt misgeslagen in de omlijsting van deze nummers. Na de op alle vlakken superieure Vive La France voorstellingen (hetzelfde idee maar dan met Franse chansons) van dezelfde producent waren de verwachtingen een stuk hoger.