Vanaf West End Girls af aan ben ik behoorlijk gecharmeerd van de Pet Shop Boys. Toen ik hoorde dat zij een musical hadden gemaakt, met teksten van Jonathan Harvey, moest en zou ik deze musical gaan zien. Lokatie is het kleine Arts-theater, wat wel vaker de wat alternatievere voorstellingen huisvest.
Plaats van handeling in de voorstelling is een homo-nachtclub. Hier slijt een verlopen diva Billie Tricks, voortreffelijk neergezet door Frances Barber, haar laatste momenten van roem. De baas van de nachtclub (gespeeld door Paul Broughton) is een enorme engerd, die qua vorm en manieren wel wat is te vergelijken met Onslow uit de televisieserie Keeping Up Appearances. Een enorme patjepeejer dus, maar wel een die in het bezit is van een charmante dochter Shell (Stacy Roca).
Een nachtclub zal geen nachtclub zijn als ze niet in het bezit is van een groep uitdagende dansers. Alle standaard-types zijn vertegenwoordigd, zoals de leernicht, de superverwijfde en wat je al niet meer kunt verzinnen. Vreemd genoeg bevindt zich in dit gezelschap ook Straight Dave. Deze Dave is niet als de anderen; hij vindt zichzelf geen homo en begint een affaire met de dochtervan de baas.
Maar dat kan natuurlijk niet goed gaan, en dat gaat het ook niet. Dave ontmoet een schattig drugdealertje Mile End Lee (die Tricks aan haar behoefte moet helpen) en raakt tot over zijn oren verliefd op de jongen. Hij doorziet de facede die de jongen om zich heen heeft en wordt voor Mile End Lee de eerste persoon die echt om hem geeft. (Slechte jeugd gehad, etc. etc). Dave is dus toch niet zo straight als hij zich voorgaf.
Ondertussen wordt Dave ook nog eens gepolst om in een boy-band te gaan zingen.
Mile End Lee krijgt schulden bij zijn leveranciers. Dave belooft hem financieel te helpen, maar juist op het moment dat hij het geld nodig heeft lopen ze elkaar mis, mede omdat Mile End Lee door een jaloerse collega in de club zich van zijn meest valse kant laat zien.
Mile End Lee wordt vermoord, en Dave is ontroostbaar. Hij besluit niet deel te nemen in de boyband, maar een eigen carriere te gaan beginnen. Mede in nagedachtenis aan Mile End Lee wordt hij, ala Robbie Williams, een enorme ster.
The End.
Zoals eerder gezegd: de ster van de show is Frances Barber. De manier waarop ze het ultiem foute disconummer “It’s just my little tribute to Caligula, darling” neerzet is briljant, en ze is erg overtuigend als aan lager wal geraakte superster. Paul Keating is ietwat te kleurloos als hoofdrolspeler, maar doet het desondanks niet onverdienstelijk. Tom Walker kan totaal niet zingen, maar dat wordt dan ook nauwelijks van hem verwacht. Door het “Closer to Heaven” weet hij zich nog wel heen te worstelen, en met zo’n schattig koppie vergeef je hem onmiddelijk de aanzienlijke hoeveelheid valse noten die uit zijn keel komen.
Het verhaal is uiteindelijk toch tamelijk slap. Ik had van Jonathan Harvey wat meer verwacht. Allerlei cliches vliegen toch wel weer over tafel, zonder dat er echt iets origineels van wordt gemaakt. Het is een verademing om eens een homo-invalshoek in een musical terug te vinden, maar er wordt dan toch weer teruggevallen op alle vooroordelen die de “ik ben hetero en ken homo’s alleen van de gay-parade”-types zullen hebben.
En toch moet ik zeggen dat over het geheel genomen het een voorstelling is geweest die me aan alle kanten heeft geraakt. De soms dramatisch slechte songs, de dan weer uitermate opwindende scenes, de vertedering, en de oprechte tranen in mijn ogen bij de dood van Mile End Lee. Ook de ervaring om bij deze voorstelling op rij 1 te zitten en daardoor op een aantal momenten de benen van de dansers nagenoeg in mijn nek te hebben liggen mag zeker bijzonder genoemd worden. Nu, bijna 4 jaar na dato staat ze nog steeds heel helder op mijn netvlies. En dat kan van heel veel voorstellingen niet worden gezegd.