Naast een flink aantal musicals brengt Hofplein Rotterdam ook andersoortig theater. De klassieke toneelstukken verslaan we ook al een aantal jaar, zo nu en dan ook de dansvoorstellingen, maar aan de jaarlijkse opera zijn we tot nog toe niet toe gekomen. Dit jaar zien we dus voor het eerst een Hofplein-opera, De Kleine Zeemeermin.
Vorig jaar werd het wereldberoemde Carmen van Bizet gespeeld. De Kleine zeemeermin is niet zo’n klassieker. Sterker nog, de opera is geen bestaand stuk, maar is met muziek van Hà¤ndel, Mozart, en Verdi samengesteld. Een buitengewoon knappe prestatie, want de kans op een ratjetoe is bij gebruik van verschillende componisten natuurlijk aanwezig. De “soundtrack” is echter een mooi geheel.
Het verhaal is het wereldberoemde sprookje van Hans Christiaan Andersen, dat nog bekender werd in de bewerking van Disney. Vaak zien we dat theater-versies, als er eenmaal een Disney-tekenfilm is geweest, elementen uit deze film overnemen, of zelfs de totale bewerking. De Kleine Zeemeermin is in de oorspronkelijke versie een triest verhaal, wat in de tekenfilm een happy end heeft gekregen. Of Hofplein het heeft aangedurfd toch de oorspronkelijke afloop in deze opera te stoppen is iets wat ik in het midden zal laten; zo blijft het stuk toch spannend voor wie het gaat zien. Wel herkennen we de Disney-namen als Ariël en Ursula, maar zit er geen Botje of Sebastiaan in de voorstelling.
Onder water is het een grote, bonte familie. Neptunus regeert, en experimenteert in zijn labo. Oma is licht dement en gebruikt een stepje. Naast allerhande zeemeerminnen als de zussen van Ariel, Brutus en Triton zien we ook kogelvissen, zeepaardjes, krabben en oesters. Aan de zijde van Ursula zijn er nog de haaianemonen. Het lijkt er vredig. Nou ja, Ursula is zelf wat minder vredig. Ariël echter is nieuwsgierig naar de buitenwereld, waarvoor ze zo vaak wordt gewaarschuwd. De vervuiling, de mensen. Op haar 15e verjaardag mag ze naar boven om haar nieuwsgierigheid te bevredigen. Prompt valt een prins van zijn schip in het water, en Ariël redt hem.
De prins bevat eerst niet wat hem is overkomen, maar herinnert zich vaag wel die stem. Als zijn ouders op een huwelijk aandringen wil hij het meisje van die stem en organiseert een zang”wedstrijd”.
Onder water intussen is Ariël helemaal hotel de botel van de prins, en wil weer naar boven. Ze gaat naar heks Ursula voor hulp, die ze ook geeft. Ze krijgt benen, maar moet haar stem geven. Zo gebeurt het. Met een vervormd stemgeluid, maar ook op twee benen, belandt Ariël in de bovenwereld, tot treurnis van haar zeefamilie.
Bij opera denken we aan galmende mannenstemmen, vrouwen met enorme klankkasten, hoewel dat laatste in de moderne opera minder opzichtig is. Deze opera wordt opgevoerd door jongeren, die natuurlijk nog niet zulke geschoolde en getrainde stemmen hebben, dus klinken ze wat ieler dan we van “grote mensen opera’s” misschien gewend zijn. Uiteraard is niet iedereen even sterk, en wisselt de prestatie soms per lied. Erdem Cavlak als prins laat bijvoorbeeld mooie dingen horen, en ook Liza Lozica als Ariël klinkt uitstekend. Zoals bij veel opera’s is het niet altijd even verstaanbaar; het verhaal lijdt daar echter niet zo erg onder. Het is natuurlijk bekend, en anders zie je gewoon wat er gebeurt.
Het is vooral het totaalplaatje wat van De Kleine Zeemeermin een bezoekwaardige voorstelling maakt. Het acteerwerk is prima, maar er is ook voldoende te zien. De op skippyballen rondstuiterende kogelvissen, de op rolschaatsen voortbewegende zeepaardjes, of de over de grond schuivende oesters in de onderwereld. In de bovenwereld zien we dan weer de hofhouding, maar ook meeuwen rondbewegen. Juist doordat zij gewone kleren dragen geeft dat een vreemd, maar mooi effect.
Het is Hofplein eigen om allerhande komische dingen toe te voegen, en ook hier lukt dat aardig. Het gedicht dat maar doorgaat, het jongere broertje van de prins dat deelneemt aan de zangwedstrijd (om zijn bruid te worden), het zijn slechts een paar van de geslaagde extraatjes.
Sander Boogaard acteert sterk als Neptunis, en is door geweldige grime ook een prachtig (herkenbaar) plaatje. De oma met haar heldere en minder heldere momenten is aandoenlijk. Erdem Cavlak is een mooie prins met een wat dromerig tintje.
De absolute grande dame is Karin Warmenhoven als Ursula. Haar aandeel in de voorstelling is niet zo heel erg groot - in de eerste akte zien we slechts wat plagerijen vanuit haar “torenkamer”, maar haar entree op het vasteland door de zaal is magistraal. Ook hier weer met hulp van prachtige grime een angstaanjagend beeld jaagt ze ook enkele bezoekers de stuipen op het lijf. Waar we haar vooral kennen van de “beetje rare” koningin-rollen in de hofpleinvoorstellingen De club van Lelijke Kinderen de De Verjaardag van koning Lodewijk de Enige worden hier alle registers opengetrokken. Bizarre tics, ranzige tongbewegingen, niets is te gek om van deze heks een griezel te maken, en dat lukt volledig.
Vooraf werd gevraagd om niet te klappen na de liedjes (iets wat opera eigen is, maar dat zal lang niet iedereen weten). Ter compensatie werd door het publiek na de eerste en tweede akte met luid applaus en gejoel de tent zo’n beetje afgebroken, een terechte waardering voor deze mooie voorstelling.