De afgelopen twee jaar was de eindvoorstelling van de derdejaars studenten van de Frank Sanders’ Akademie voor Musicaltheater steeds een bewerking van een film van Tim Burton. Zijn versie van Alice in Wonderland, en Corpse Bride werden met bestaande (voornamelijk) musicalnummers, voorzien van eigen teksten, bewerkt tot een nieuwe voorstelling. Ditmaal wordt het derde deel in die trilogie gespeeld, en de keuze is ditmaal gevallen op Big Fish. Titel van de voorstelling is De Fantast.
In de Fantast maken we kennis met Edward Bloom (Simon Brommer), die een begenadigd verteller is, en flink kan uitweiden over zijn eigen avonturen. Als hij tijdens de trouwceremonie van zijn zoon William (Buddy Vedder) een bekend verhaal afsteekt, dat ook nog eens meer over hem dan over het feestvarken gaat ontstaat er een breuk tussen de twee. Totdat Edward in het ziekenhuis wordt opgenomen en daar door dokter Bennett (Lisa Emmerik) verzorgd wordt, zien de twee elkaar niet meer.
William herkent niets van zijn vader terug in zichzelf, en vindt dat hij zijn ‘echte’ vader niet kent, alleen de fantast in hem. De vrouwen, William’s moeder Sandra (Annefleur van den Berg) en zijn vrouw Josephine (Marijke Castelijns) zijn wat milder gestemd.
In de voorstelling staat de gespannen verhouding tussen vader en zoon centraal, en belanden we in de verhalen van Bloom senior. Veelal zijn ze fantasievol, maar niet geloofwaardig. Maar zijn ze wel allemaal verzonnen? Zo lijkt het wel erg overtuigd van de manier waarop hij zal sterven, iets wat hij in het oog van de heks (Esmee Dekker) gezien heeft. Maar is het waar dat hij de reus Karl (Marvin Verheijden) naar de grote stad heeft begeleid, en daarvoor werd bedankt door de burgemeester (Robin Pels) van de stad. Was het inderdaad liefde op het eerste gezicht vanuit zijn kant toen hij Sandra voor het eerst zag, en heeft hij inderdaad drie jaar in het circus van het bizarre echtpaar Calloway (Kas Dekker en Laura ter Horst) gewerkt om erachter te komen wie hij was. En hoe zit het met de andere bizarre ontmoetingen, met Leanette en Charlèhe (Megan Cameron en Shaneequa Thelissen), de dichter Norther Winslow (Martijn Broekaart), de tweelingact Trudi en Trula (Nikki van Rossum en Julia Herfst) en Jenny Hall (Sanne Franssen).
Deze eindvoorstelling wordt nu nog een vijftal keren in diverse theaters gespeeld. De laatste voorstelling, in de Kleine Komedie, is dan tevens de officiële première. Dat betekent dus dat we ditmaal naar een eerste try-out hebben gekeken, waar ongetwijfeld extra zenuwen een rol spelen, en van sommige zaken nog moet worden bepaald hoe dit het beste gaat werken. Werken grappen, is het tempo goed? Zomaar twee vragen die bij zo’n voorstelling horen. Op basis van deze voorstelling mogen we zeggen dat de basis al erg goed is, al zal er hier en daar nog wel wat gesleuteld moeten gaan worden. Op dit podium oogden een aantal zaken nog wat rommelig, met name de circus acts, en een (overigens grappig) dansje van narcissen.
De rol van Edward Bloom wordt met overtuiging gespeeld door Simon Brommer. Zijn uitgebeelde verhalen zijn sterk, en eenmaal in bed lijkt het inderdaad of zijn laatste uur heeft geslagen, zo ziek oogt hij. De overtuiging waarmee hij zijn levensfilosofie over het voetlicht brengt is écht. Buddy Vedder zie je tijdens de voorstelling in zijn rol groeien, en hij eindigt dan ook sterk. De anderen pakken hun momenten in hun eigen scenes, waar ze als ensemble over het algemeen goed op dreef zijn. De dansen zien er al goed uit, de samenzang is goed. Bij de solo zangpartijen maken vooral Annefleur van den Berg en Sanne Franssen veel indruk. Als totaalkarakter is Esmee Dekker’s heks erg mooi, en een van de laatste podiummomenten van Kas Dekker als Amos Calloway zullen we ook niet snel vergeten. Voor het waarom moet je maar gaan kijken.
Ook ditmaal is er veel bestaande musicalmuziek gebruikt. Zo herkenden we muziek uit Soldaat van Oranje, en nummers uit onder meer Chaplin, the Addams Family en Lord of the Rings. Daar waar het kan wordt de muziek gespeeld door Joni van Rossum, die dat als gebruikelijk uitstekend doet. Het decor is simpel, bestaat uit een aantal schotten op wieltjes en een verhoging met een trap en oogt in eerste instantie een beetje kaal. Eenmaal begonnen wordt hier echter heel creatief gebruik van gemaakt, en lijkt meer ook niet nodig. Alleen de opening van de tweede akte blijkt er niet goed gemeten. Ik mis vanuit de zijkant van de zaal de volledige scène, die zich volledig achter een schot afspeelt.
Deze derdejaars zijn aan het eind van dit studiejaar klaar. Sommigen zullen misschien nog een extra jaar doen met specialisatie, anderen zullen proberen een baan te vinden in het theatervak. Of dat zal lukken in de huidige markt is de vraag. De ervaring uit het verleden leert dat daar vaak een geluksfactor meespeelt, en dat kwaliteit niet altijd de beslissende factor is. Wat deze studenten wel nu al kunnen zeggen is dat ze in (tenminste) één fraaie voorstelling hebben gespeeld. En als publiek kun je daar nog getuige van zijn op 31 mei (De Purmaryn, Purmerend), 1 juni (Klasse Theater, Tilburg, 14:30 uur), 5 juni (Rijswijkse Schouwburg, Rijswijk), 8 juni (Theater Zuidplein, Rotterdam, 14:30 uur) en 9 juni (De Kleine Komedie, Amsterdam)