Intussen hoopt een Europese kloon van Jersey Boys het publiek aan de andere kant van de oceaan te verleiden en te overrompelen met de muziek van Frankie Vallie en The Four Seasons. Musicalworld woonde de allereerste voorstelling op Londens West End bij en deed dat natuurlijk vanaf rij 1 in het midden.
Om met de deur in huis te vallen: we gingen niet bepaald verleid en overrompeld naar huis. Jersey Boys vertelt het ware verhaal over de beroemde boyband avant la lettre The Four Seasons, bekend van hits als Sherry, Big Girls Don’t Cry en December 1963 (Oh What a Night). Het zijn de jaren zestig. In de staat New Jersey probeert Tommy DeVito samen met zijn vriend Nick Massi door te breken met een zanggroep. Het zijn simpele jongens die balanceren op de dunne lijn tussen criminaliteit en het braveburgerschap. Af en toe krijgen ze steun van een maffioos type, die ze een zetje verder helpt. Maar van een echte doorbraak is pas sprake als ze Frankie Castelluccio ontmoeten met een eigenaardige, maar unieke falsettostem. De doorslaggevende factor is de toevoeging van Bob Gaudio aan de groep. Dit vierde lid heeft de gave om het soort songs te schrijven dat radiostations graag draaien.
De hits van The Four Seasons volgen elkaar op in rap tempo, maar een succesvolle tournee eist te veel van het uithoudingsvermogen van de leden. Ze worden slordig met het betalen van rekeningen — af en toe brengen ze daardoor een nachtje door in de cel — en de nekslag voor de groep wordt de onthulling dat Tommy uit nonchalance een enorme schuld heeft opgebouwd bij de maffia. Frankie zweert met keihard doorwerken de schuld af te betalen, maar vanaf dat moment wordt muziek maken veel minder charmant dan tijdens het prille begin.
Het verhaal van de op- en teloorgang (en daarna de wederopstanding) van een muziekgroep is al vaak verteld. Geslaagde pogingen zijn op een hand te tellen, de lijst van mislukkingen is schijnbaar oneindig. Petje af dat musicalmakers toch de moed bij elkaar hebben weten te rapen om van de geschiedenis van The Four Seasons een miljoenenproductie op Broadway te maken.
Het resultaat overrompelt zoals gezegd niet. Allereerst zijn de feiten rond het viertal zo alledaags en weinig verrassend dat ze niet eens boeiend genoeg zijn voor een matige televisieproductie. Zelfs niet dankzij pikante onthullingen rond de homoseksualiteit van tekstschrijver Bob Crewe en het tweede leven van hun manager Joe Pesci, deze zou later met de film Goodfellas een Oscar voor beste bijrol winnen. Ook vertegenwoordigt de muziek van The Four Seasons nu niet echt een belangrijke hoek van de muziekgeschiedenis. Ze hebben heerlijke, nostalgische hits gemaakt, voor Silver Star en Who Loves You? gaat bij mij de radio nog steeds harder, maar The Mamas & The Papas, The Association en Sonny & Cher deden dat even goed.
Dan kunnen we alleen hopen op een goede uitvoering. Dan zitten we in Londen gelukkig prima. Het geluid is briljant en helder gemixt. De zang van de vier acteurs is geweldig, de topper die we moeten noemen is Ryan Molloy, die de falsettostem van Frankie Valli niet echt imiteert, maar op zijn eigen manier neerzet. Die is niet warm of verleidelijk, maar ook niet eng. Bezoekers die voor het eerst kennismaken met deze muziek zullen tijdens de pauze niet het theater uit vluchten. Glenn Carter, Jezus in de beroemde laatste televisieversie van Jesus Christ Superstar, is een goede tweede als Tommy DeVito. De choreografie is eenvoudig, maar ontwapenend als ode aan een tijd dat dansen tijdens het zingen geen smoes was om te playbacken.
Acteren is van een solide gehalte, het is weliswaar geen Shakespeare, gelukkig maar eigenlijk. Alleen jammer dat in de Amerikaanse producties de rollen worden gespeeld door ongelooflijke hunks, die met een enkele oogopslag je doen vergeten dat er een heel dun verhaal verteld wordt. Dat is weer onze pech, voor ons Europeanen, dat de Britse Four Seasons bleekneusjes zijn met allesbehalve scherpe kaaklijnen. Een pleister op de wonde is de casting van de twee grootste lookers uit het ensemble van de Britse Wicked: Simon Adkins als de nichterige tekstschrijver Bob Crewe en Jye Frasca als Joe Pesci, die de knappe broer van deejay Marc de Hond lijkt.
Een tweede keer Jersey Boys zit er vast wel in, misschien leuk om deze versie te vergelijken met die straks in Las Vegas. Maar het feit dat je je gedurende de hele voorstelling afvraagt wat precies de zin en het bestaansrecht van deze productie is, is een veeg teken dat er iets mis is met Jersey Boys.