Sprookjes zijn altijd al een gewillig onderwerp geweest voor voorstellingen van Hofplein Rotterdam, het voormalig Jeugdtheater. Het is echter ook meteen een zeldzaamheid als dit sprookje in de oorspronkelijke vorm wordt opgevoerd. Vaak is het een stevige bewerking, en deze keer is dat ook geen uitzondering. Er is een grote rol weggelegd voor het hof, waar zich een huwbare prinses bevindt, en met name voor de lijfwacht van de koningin. Er dienen zich vrijers aan voor de prinses, onder andere een reus. Maar zo’n grote vent ziet zij niet zitten. De lijfwacht drukt haar afkeuring nogal treffend uit: ze zou nog liever een arme molenaarszoon trouwen, dan hem.
Nu wil het toeval dat er ook een arme molenaarszoon is. Bij de verdeling van de erfenis is hij er nogal bekaaid vanaf gekomen, waar zijn broers de molen en de ezel hadden gekregen, moest hij het doen met de kat. En nog niet eens zo’n heel speciale. Nu blijkt de reus magische krachten te bezitten, en hij neemt bezit van het lichaam van deze arme jongen. Als hij vervolgens te horen krijgt dat ze nog eerder een kat op laarzen met een hoed zou trouwen, zijn we al een eind op weg naar wat we zo kennen uit het bekende sprookje: een bijdehand pratend huisdier, die baasje Hans aan de vrouw wil helpen, maar met hele andere motieven dan de nobele uit het sprookje. En zo lijkt het verhaal af te stevenen op een allesbehalve goed einde. Zou het dan echt?
De voorstelling, die nu in Theater 222 te zien is, wordt gespeeld door de groep uit Papendrecht en Lansingerland en over een week of vier zullen de jeugdtheaterscholen uit Voorne en Hoeksche Waard hetzelfde stuk opvoeren. Een heel belangrijke rol is weggelegd voor ex-leerling van de theater MBO van Hofplein. Als lijfwacht is hij niet alleen de verzorger voor menig komische noot, maar moet hij ook het verhaal draaiend houden. Hij blijkt ook nog eens degene met het sterkste observatievermogen. De lijfwacht heeft een nogal interessant-doenerig vet Frans accent, en zijn gedragingen, zwaar aangezet, zijn nogal geestig. Hij is de rots in de branding voor de veelal erg jonge andere acteurs van het stuk. In dit geval is dat vooral met zijn assistente Trui, (naar oud-Hofpleins woordspelinggebruik ook gekleed in een trui, met een kroon erop). Hofplein is niet vies van antitheses: zo wordt hier de reus door één van de kleinere spelers vertolkt, en er ook nog eens een opmerking over gemaakt. De voorstelling zit vol met woordgrappen, waarvan er daardoor ook een aantal nauwelijks reactie krijgen; iets te overdadig misschien. De lastigste rollen worden goed gespeeld. Met name de Kat (Daphen Bakker) en Hans (Ruben Mijnster), die eigenlijk twee verschillende rollen in het zelfde kostuums hebben, kwijten zich goed van hun taak.
Het decor is erg simpel. Een plat kasteel, dat oogt als een kinderknutselwerk. Ook veel andere decorstukken zijn plat, maar er wordt leuk mee omgesprongen. We zien het platte ook terugkomen in de kapsels van de hofhouding bijvoorbeeld. De kostuums zijn zeer fraai. De muziek van hof(plein)componist (en bekend van onder andere Kayak) Ton Scherpenzeel ondersteunt het verhaal goed, zonder echt op te vallen. Als het podium vol is oogt het wat rommelig, maar dat heeft ook wel weer z’n charme. Net als de duidelijk verschillende niveaus waarop de spelers met hun choreografie, body-language of tekst omgaan.
De Gelaarsde Kat is geen topper in het oeuvre van Hofplein, maar wel een aardige voorstelling. De acteerprestaties (we zagen van de twee mogelijke casts de premierevoorstelling van cast B) zijn eveneens niet onaardig, maar ook niet verrassend sterk. Daarom zullen vooral de mensen die een band met de spelers hebben van de voorstelling genieten. Je kunt je geen buil vallen aan deze voorstelling, maar De tovenaar van Oz oogt allemaal wat professioneler. Dat is ook niet gek: die voorstelling staat niet voor niets in de zaal van het Hofplein-theater, terwijl deze in Theater 222 en de regionale theaters te zien is.