Er was al een prentenboek, en vorig jaar is dit verhaal, samen met het vervolgboek, te zien geweest in de Twentse buitenlucht onder de titel Vreemde Vogels (al besloeg die voorstelling twee boeken). Nu is er een heuse theaterversie, die af en toe gebruik maakt van het materiaal van die buitenvoorstelling, maar kiest voor een volledig andere insteek, en die gebruik maakt van alles wat het theater extra te bieden: een fraai nieuw decor, televisieschermen en licht.
De makers hebben gekozen voor de insteek om het verhaal vanuit de acteurs te laten beginnen. Het is een gevarieerde groep: acteur Joep Onderdelinden, die het oude baasje Gijs speelt, en later ook Johannes zelf. Hij stelt zijn ensemble voor, bestaand uit musicalster Cystine Carreon, poppenspeler Aniek Stokkers, danser Quincy Ignacia en gitarist Dennis de Groot.
Zoals al beschreven: Johannes moet van het kooitje bij Gijs in huis naar een volière in de tuin, en krijgt daar al snel gezelschap van diverse andere soorten vogels. Vogels die anders zingen en niet te verstaan zijn (we horen Cystine Carreon opera-achtige klanken uitstoten, en Filipijns spreken). Of het viertal zebravinken, dat meteen het hoogste woord heeft. En dan is er aan het einde ook die enorme pauw, die met een lied over hij, zij, hun of hen het ultieme identiteitsvoorbeeld geeft (let op de woordspeling in vogel verband). Het zijn allemaal bedreigingen voor Johannes, die er ook niet meer zomaar vanuit kan gaan dat de stok in de kooi zijn stok is. De vogels worden geïntroduceerd met Wikipedia-achtige informatiefilmpjes (ingesproken door Loretta Schrijver), maar waar ook een hoop heerlijke onzin in zit verstopt. Dat zebravinken goed beschut zijn op zebra’s (jammer dat ze in andere werelddelen leven) of dat de vogel zo klein is dat je ‘m per ongeluk kunt opzuigen.
Het concept van acteurs die een voorstelling spelen keert terug, bijvoorbeeld als de rest tegen de wil van Onderdelinden beslist de volgorde om te draaien omdat dat handiger is. Maar ook de thema’s keren in onderlinge gesprekken terug. Wennen aan elkaar is de sleutel bij deze voorstelling, maar ook het hokjes denken. Zo moest Cystine volgens Aniek vast wel heel erg wennen toen ze in Nederland kwam (ze was 4), terwijl zij zelf, “Aniekje Elastiekje” zich nu zonder moeite continu aanpast. Maar ze wil ook de oorspronkelijke taal van Quincy horen (geboren in Alphen aan de Rijn). Het hokjes denken gaat ook veel verder dan dit. Zo zijn ook de acteurs zo veel meer als ze oorspronkelijk waren voorgesteld (en in deze recensie beschreven), wat onder andere leidt tot een andere rolverdeling.
De vormgeving is prachtig. Van alle vogels zijn varianten in verschillende groottes. Soms wordt door de acteurs als persoon gespeeld, andere zijn fraaie wat grotere poppen, die in de handen van diezelfde acteurs tot leven komen. En van allen is er ook wel een kleine ‘decorstuk’-variant. Dit alles speelt zich af rond een enorme kooi, de volière, die ook wat verrassingen herbergt. De huiskamer wordt ter plekke opgebouwd, door het plaatsen van allerlei decorstukken. Dit allemaal in een rustig tempo.
Het idee om in en uit het verhaal te stappen zou wel wat verwarrend kunnen zijn voor de jongste kijkers, maar het maakt het wel voor alle leeftijden een leuke voorstelling. Zowel door de kundige cast, als de vele grappen en herkenbare situaties. Dat er aan het einde geen dwingende moraal is, maar alleen het verzoek om elkaar de tijd te geven om aan elkaar te wennen, zal niemand met een vervelend gevoel de zaal doen verlaten.
Of je het prentenboek kent of niet, of je “Vreemde vogels” zag of niet, voor iedereen is deze Johannes de Parkiet de moeite waard. Om de spiegels die je af en toe krijgt voorgeschoteld, om het prachtige (poppen)spel of om die heerlijke foute grapjes in de filmpjes. Johannes de Parkiet is een feestje.
Scènefoto’s: Sander Mulkens
Slotapplaus: Musicalworld