Vijf jaar is er gewerkt aan Man op Duivelseiland, de eerste musical van Stichting Nieuw Theaterwerk. Deze debuutvoorstelling van Marco Neijenhuizen en Duco van den Bergh draait om de Dreyfusaffaire.
In de voorstelling volgen we aan de hand van de bekende schrijver Emile Zola Georges Picquart, een officier die betrokken was als administrateur bij het proces tegen Alfred Dreyfus. Deze Joods-Franse officier werd aangeklaagd en veroordeeld voor spionage voor de Duitsers, en ontslagen en verbannen naar een ver oord: Duivelseiland. Een veroordeling die lijkt te zijn ingegeven door het flink aanwezige antisemitisme in Frankrijk in die tijd, aangevuld met een flinterdun bewijs. Maar er zit een luchtje aan de zaak, en als Picquart weigert op basis van een via-via verhaal Dreyfus’ bekentenis aan een medegevangene op te nemen, wordt hij onverwacht gepromoveerd tot kolonel bij de geheime dienst. Een betrekking met zwijgplicht, en dat komt natuurlijk goed uit. Maar ook een betrekking waar Picquart, die de eerdere overtuiging dat er recht is gesproken steeds meer betwijfelt, kan kijken in de bewijsstukken, die verre van waterdicht blijken te zijn. Als er vervolgens stukken wijzen op een nieuwe spion, en deze stukken ook nog eens in hetzelfde handschrift zijn geschreven als het voornaamste bewijsstuk tegen Dreyfus is hij overtuigd dat de man onschuldig is veroordeeld. Een interne poging deze gerechtelijke dwaling aan de kaak te stellen wordt tegengewerkt: dat zou gezichtsverlies zijn. Picqaurt heeft privé ook een geheim. Hij heeft een relatie met een getrouwde vrouw. Hij vermoedt wel dat hier wat mensen van op de hoogte zijn, bijvoorbeeld als ze afzonderlijk worden uitgenodigd bij een high-society feestje, dat door Blanche de Cominges gehouden wordt, maar hierop aangesproken wordt hij niet. Dat Picquart inmiddels een enorme lijst met vijanden heeft opgebouwd, die hem liever zien zwijgen, zal vervolgens blijken. Een nieuwe taak, inspecteren van de troepen in Tunesië zal nog wel de minste van zijn zorgen blijken.
De cast in de voorstelling bestaat uit zo’n 30 personen: studenten van musicalopleidingen en amateurs, die doorgaans al in meerdere producties hebben gespeeld. Het gaat dus om veelal jonge spelers. De hoofdrol van Georges Picquart wordt gespeeld door Julien Gouweleeuw (student Codarts). Hij speelt de rol naturel, en vervalt niet in aangezette dramatiek. Dat maakt het prettig naar hem te kijken en luisteren, al lijkt hij bij zijn zang wel enige (première)spanning te hebben. Dit naturelle spel botst soms ook wat met bijrollen die hun karakter of tekst juist erg aanzetten. Kelly de Bruin speelt zijn geliefde Pauline Monnier op een prettige manier. Een fraaie bijrol wordt vertolkt door Rebecca de Beer, die de vrouw van Dreyfus speelt. Ze klinkt werkelijk fantastisch. Van Niels de Mossenau (DAPA) weten we dankzij (onder andere) Lelies dat hij ook prachtig kan zingen, maar op een solo moeten we in zijn rol van schrijver Zola lang op wachten. Het blijkt wel de moeite waard. Hij is als schrijver wel vaak zwijgend aanwezig, of vertelt aan de hand van stukken uit de krant wat er aan de hand is. Het helaas met enige regelmaat voorkomende euvel van dicht staande microfoons treft hem het vaakst, waardoor we zijn eerste zinnen moeten missen.
De muziek wordt live gespeeld door een flink orkest onder leiding van Richard Fitzhugh, wat de soms lekker bombastische muziek extra dynamiek geeft. De composities liggen lekker in het gehoor, al worden zowel in muziek als in de tekst de clichés zeker niet allemaal ontweken. Het sluit daarmee naadloos aan bij bekendere stukken die eenzelfde historische insteek hebben.
Voor de regie tekenen twee professionals uit het musicalvak: Rutger Bulsing en Marleen van der Loo. Voor het grootste deel oogt de voorstelling overzichtelijke en duidelijk, maar hier en daar wordt hiervan op een opvallende manier afgeweken. Het is wat te vergelijken met de botsauto’s die in Wenen in Elisabeth zat. Hier zien we ineens een krantenverkoopster in pantomime-outfit radslagen maken, of een scene met journalisten in feestneuzen. Het feestje bij de Comignes is ook zo roze dat het vreemd wordt gemengde koppels te zien dansen.
Het totaalbeeld van de voorstelling is eveneens wisselvallig. De kostuums in de voorstelling zien er picobello uit. De basis van het decor met de verlichting in de constructie oogt zeer professioneel, terwijl er in sommige scènes dan weer wordt teruggevallen op matig ogende rekwisieten. De rollende tafels bijvoorbeeld, maar vooral de feestwinkelartikelen, zijn hiermee sterk in contrast. Het breken van een plastic zwaardje, het glittergordijn of de journalisten met feestneus en bril werken onbedoeld op de lachspieren. De authentieke beelden die op een gegeven moment worden geprojecteerd zijn dan weer niet goed te zien.
De Dreyfusaffaire is belangrijk geweest voor de Franse geschiedenis, maar in Nederland is deze nauwelijks bekend. Juist daarom geeft het een mooi verhaal voor een musical, want nu kun je je laten verbijsteren door de gang van zaken. Vaak wordt er bij een voorstelling gezegd dat deze (nog) razend actueel is. In dit geval mag het worden gezegd, nu daags voor deze première een Nederlandse minister een klopjacht op klokkenluiders heeft ingezet en Joden in ons eigen land zich steeds meer bedreigd voelen. Dat geeft het hoe-is-dit-mogelijk-gevoel van de voorstelling meteen de vervolgvraag: kan het willens en wetens volhouden van onrecht heden ten dage in ons land nog steeds voorkomen. Helaas neemt deze musical wat te veel hooi op de vork, waardoor de focus op de essentie van het verhaal af en toe wordt verloren. De scènes rond de familie van Picquart voegen nauwelijks wat toe aan het verhaal en lijken, inclusief personages, eenvoudig te schrappen. Dan was er bijvoorbeeld meer tijd geweest om het antisemitisme organischer door de voorstelling te vlechten. Nu lijkt het nu er af en toe ingestopt om de kijker er nog even aan te herinneren. Het is begrijpelijk dat het voor een maker lastig is liedjes of scenes los te laten, maar bedenk dan dat Alan Menken bij de film Aladdin ook zijn mooiste nummer zag sneuvelen. Uiteindelijk gaat het toch om wat je wil vertellen. Voor een eerste productie mag Man op Duivelseiland er echter zeker zijn, en wie weet zien we over een aantal jaar wel een tweede project, waarin de lessen van deze voorstelling zijn meegenomen