Een hele generatie is opgegroeid met “Achtste-groepers huilen niet”, het jeugdboek van Jacques Vriens. Vele ouders lazen het ook, op aanraden van hun kroost. En waarschijnlijk zullen zij die het verhaal nu leren kennen via deze voorstelling geneigd zijn alsnog het boek te lezen: het boek over twee twintigers die herinneringen ophalen aan hun schooltijd, en dan vooral aan het klasgenootje Akkie, dat in de achtste-groep leukemie kreeg. Waar in het boek de afloop van deze ziekte aan het einde zit, is het in de voorstelling wel snel duidelijk.
Elke vijf jaar spreken Joep en Elise af op het schoolplein van hun oude basisschool. Voor het fietsenhok, wat we op het podium zien staan. Bij de aanblik van het vervallen trapveldje komen de herinneringen aan Akkie al snel boven. Akkie, die geweldig kon voetballen, en daar ook veel beter in was dan Joep, of, bijna net zo goed. Akkie, de beste vriendin van Elise, en ook de vriendin van Joep, of toch van Laurens. In ieder geval lagen Joep en Akkie vaak overhoop; ze vochten zelfs een keer. Ieder kleurt zijn eigen herinneringen, al dan niet tegen beter weten in, en soms kwetsend voor de ander; het is zo herkenbaar, en één van de kwaliteiten van deze voorstelling.
Akkie belandt in het ziekenhuis en er wordt leukemie geconstateerd. Er moet een chemokuur komen, wat door de dokter (met de stem van schrijver Jacques Vriens) vrij simpel wordt uitgelegd met onder andere vrachtwagentjes. Niet helemaal Akkies belevingswereld. Ze maakt er een voetbalwedstrijd van, wat ze met schimmenspel heel geestig uitbeeldt. Het gaat even beter, maar de kuur slaat minder goed aan dan verwacht. Aan haar ouders de moeilijke taak Akkie te vertellen dat ze niet mee kan op schoolkamp.
Binnen het dramatische verhaal is het comic relief zeer belangrijk. De vertelling van de kat die het ziekenhuis wordt binnengesmokkeld is meesterlijk geestig. Het script voor de eindmusical van de achtste-groep, over henzelf is heel grappig. En dat moment dat Elise de bal die tussen Joep’s benen een enorme knal geeft, al is de vraag of dit moment, gezien het enorm rode hoofd en iets tragere conversatietempo echt in de voorstelling hoort. Daar staan dan ook weer schrijnend harde momenten tegenover. Bijvoorbeeld als Akkie bij een arts informeert wat leukemie is (met het excuus dat ze er een werkstuk over maakt), omdat ze dat haar niet willen vertellen, en vervolgens vertelt dat het kanker is en dat ze bij de receptie daar een leuk meeneemboekje over hebben. En dan de ontroerende momenten, zoals de solidariteit wanneer tijdens een bezoek aan de voortgezet onderwijs-school het petje van Akkie’s hoofd wordt geslagen.
Het is te merken dat Theun Plantinga en Ida van Dril vertrouwd zijn met de rol. Ze hebben de voorstelling al een jaar op scholen gespeeld. De vertolkingen zijn volstrekt natuurlijk. Joep en Elise zijn heel geloofwaardig, de kat is perfect over the top en de motieven van het bezorgde ouderpaar van Akkie volledig te begrijpen. Het schaduwspel van Akkie en dokter Snor, maar ook de voetbalbewerking van het verhaal van de dokter rond de chemokuur is heel sterk.
De liedjes in de voorstelling zijn helemaal niet voor de voorstelling geschreven, maar passen er naadloos in. De selectie die uit het album Stille Opname van Arthur Umbgrove met Birgit Schuurman is gemaakt is perfect.
Het decor, een fietsenhok waarvan een gedeelte ook als ziekenhuiskamer wordt gebruikt, is mooi noch lelijk, maar zeer functioneel. De hoofden die de klasgenoten voorstellen zijn (naar ik aanneem) ontleend aan de zelfportretten die ze naar Akkie hebben gestuurd, dus niet heel mooi, maar wel praktisch. Dat de juf kan praten is een leuke gimmick.
“Achtste-groepers huilen niet”is een zielig verhaal, en de voorstelling is aangrijpend; eentje waar je je tranen de vrije loop kunt laten. De herkenbaarheid is verlichtend; de komische momenten doen je weer lachen tussen de tranen door. Een confronterende voorstelling die zo goed is dat deze tot in lengte van dagen gespeeld zou kunnen worden, en die iedereen die in de achtste groep (klas 6) zit of al verder is in zijn of haar leven moet zien.
De voorstelling wordt neergezet als muziektheater. Misschien dat het aantal liedjes, dat niet zo heel groot is, deze keuze rechtvaardigt, maar ‘what’s in a name’. Musical of niet, dit is een adembenemende voorstelling.
Scenefoto’s (buiten): Jos Dortmans