Het was deze zondagmiddag alweer de laatste voorstelling. De eerste was een kleine week eerder. ‘Het Meisje van Velsen’ volgt Lies van Velsen, ouvreuse in de Rex-bioskoop in 1955. Haar bazin mevrouw Dekker wordt de heks van Rex genoemd, en de operator Teun is helemaal gek van haar. Hij wil haar ten huwelijk vragen, maar Lies droomt van verre reizen. Dan verschijnt Pieter Vermeulen, een onderwijzer naar wie een regionaal museum vernoemd werd, op het doek, die haar aangeeft dat alles mogelijk is als ze haar fantasie maar gebruikt. Enige seconden later is ze in de tijd van Willem III, die met zijn ministersploeg mogelijkheden onderzoekt om sneller vanuit Amsterdam naar zee te komen (Pampus en Zuiderzee is behoorlijk om). Als Lies een kanaal voorstelt wordt ze vierkant uitgelachen, en even later krijgt ze ook een standje van Vermeulen. Ze mag alleen observeren, en dat kanaal zou pas jaren later komen. Via de Romeinen (1e eeuw) en Engelmundus (7e eeuw) belandt ze in 1913, vlak na een schipbreuk, en ontmoet Herman Heijermans. Vlak voor de pauze is het dan 30 jaar later, en klinkt het luchtalarm.
Terwijl Teun in 1955 zijn Lies enorm mist, verdwaalt Lies in de tijd. Ze ontmoet als meisje met het blonde haar het meisje met het rode haar, en raakt met haar in conflict. Dan belandt ze in de toekomst, 1969, waar ze in het kraakpand aan de Kanaalstraat terecht komt, en onder andere Cornelis Vreeswijk ontmoet. Totaal in de war van de geestverruimende middelen komt ze in Santpoort terecht, het ‘rusthuis’, anno 1892. Om uiteindelijk toch weer terug in haar eigen tijd te belanden. Ondertussen lijkt de tijd ook wat in de war; allerlei figuren verschijnen in een tijd waar ze niet thuis horen.
De voorstelling maakt mooi gebruik van multimedia. Het filmdoek wordt met enige regelmaat gebruikt, en het polygoonjournaal zal velen in de zaal aan vroeger doen terugdenken. Het publiek blijkt deze middag toch vooral uit mensen te bestaan die niet meer hun oorspronkelijke haarkleur hebben, en evenmin erg goed kunnen horen. Er wordt onderling erg luid gesproken, wat wel voor wat onaangename afleiding zorgt. Meester Vermeulen is in eerste instantie alleen op het doek te zien, als een soort van gids en toezichthouder op Lies. Decorstukken zijn verder zeer eenvoudig gehouden, maar het werkt erg goed.
De cast is een mix van amateurs en professionals. De amateurs gooien hun ziel en zaligheid in de voorstelling, en qua zang klinkt het prima. Het acteerwerk is wel wisselend van kwaliteit. De hoofdrollen zijn voor professionals. Vorige week ontving Lies nog een Musicalworld Award, al was dat toen als Heks, voor de voorstelling Klaas Vaak. Het is mooi om te zien hoe goed Eline Schmidt ook een totaal ander karakter weet te vertolken, want dit meisje is wat naïef, onbezonnen, en onschuldig, een totale tegenpool van de Heks dus. De belangrijke jongemannen worden allemaal gespeeld door Florens Eykemans. De ontwapenende Teun, en de echte hippie Cornelis Vreeswijk zijn de meest markante. Burt Lamaker is mooi als meester Pieter Vermeulen, en speelt ook een aantal andere figuren zoals de nogal eens terugkerende Neptunus. Tenslotte is Frédérique Sluyterman van Loo onder andere de exploitante van de Rex, en Neptunus’ metgezel Minerva. Ze zet leuke typetjes neer, waarbij de kakmadam toch wel de sterkste is.
Hoewel de voorstelling een grote spanningsboog mist is ze zeker onderhoudend. Een inleiding door componist en muzikaal leider zorgt ervoor dat je thema’s herkent, en ook verwijzingen naar andere musicals als Jesis Christ Superstar en Into the woods, die je anders waarschijnlijk had gemist. Elisabeth is wel heel duidelijk, en Hair wordt vrijwel letterlijk, of moeten we zeggen notelijk, gevolgd. Dat gebeurt in de leukste scene uit het stuk, die van 1969, die vol spitsvondigheden zit, maar ook eenvoudige humor als een al zingend steeds higher wordende Sluyterman van Loo alle ruimte biedt. Ook het verwerken van ‘De Nozem en de non’ in de muziek is erg grappig.l
De voorstelling zal het leukste zijn geweest voor mensen die de regio kennen. Duidelijke verwijzingen, die voor een buitenstaander niet te plaatsen zijn, maar wel herkenbaar, kunnen op reactie vanuit de zaal verwachten. Natuurlijk snap je dat er subsidieproblemen zijn bij het Witte Tejater als Lies (in 1969) zegt dat ze verwacht dat ze tot tenminste 2014 wel subsidie kunnen krijgen. En uiteraard zit er landelijke politieke kantjes aan. ‘Willen jullie meer of minder Romeinen/Duitsers?| “Minder,” Een letterlijke running gag zorgt voor een terugkerende lach, met een klapper tijdens de finale.