Dit laatste raadselachtige gegeven lost zich op tijdens de voorstelling. Want niet alleen de vorm is indrukwekkend, ook blijkt het beeld prachtig te kunnen bewegen. We blijken dus te kijken naar het van bodypaint voorziene lichaam van Donna Vrijhof, die terwijl het publiek een plekje zocht, de gehele tijd doodstil heeft gezeten. Het verklaart eveneens het vrij late tijdstip waarop de “zaal” openging. Donna speelt haar wonderlijke rol met verve, en weet met subtiele (en iets minder subtiele) bewegingen het publiek te bespelen.
De zangstem van René van Zinniq Bergmann kan me helaas wat minder boeien; soms een beetje klinkend als Ramses Shaffy in zijn nadagen. Een klank die misschien hoort bij een totaal in de knoop geraakte persoon, maar niet één waarin ik genoot. Daar staat dus wel tegenover dat hij de rol van doorgedraaide regisseur heel overtuigend neerzet. Ook Tine Joustra, die de rol van Luisa, de vrouw van de regisseur speelt, is meer actrice dan zangeres en zet haar rol als continu bedrogen echtgenote erg goed neer
Producente La Fleur is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken en waarvoor Guido Contini heel begrijpelijk op de vlucht lijkt. Sluyterman van Loo lijkt deze rol op het lijf geschreven. Ze weet dan ook weer op het juiste moment de lachers op haar hand te krijgen, bijvoorbeeld op het moment dat ze zelf een rol in de film krijgt en als een kind zo blij is.
Vocaal maken Cools en van de Loo de meeste indruk. Voor van der Loo en het publiek is het jammer dat haar zangrol niet wat groter is. Cools schittert als de wat ordinaire vriendin Carla. Ze heeft een dijk van een stem, en zet Carla met verve neer als iemand waarvan je snapt dat Guido ervoor valt, maar tegelijkertijd bang is.
De jongen die deze premièrevoorstelling de (bijna) negenjarige Guido speelt vertolkt zijn rol met verve. Een schattig jochie, dat de volwassen Guido op een gegeven moment ook confronteert met zijn kinderlijke gedachten. Alleen het laatste nummer wordt iets te veel van zijn stem gevraagd, maar dat kunnen we hem zeker wel vergeven.
De muziek is gevarieerd in genre, en op sommige punten behoorlijk ingewikkeld te zingen. Soms lijkt ze de vocale grenzen van de spelers wat te overstijgen, of halen ze het net wel. Die worstelingen halen een stukje natuurlijkheid uit de voorstelling weg.
Na de lovende kritieken op “Into the Woods” valt “Nine” als geheel dus een beetje tegen. Tijdens de voorstelling klinkt de muziek goed maar dezelfde muziek is een half uur na de voorstelling alweer vergeten. Ondanks schitterende vertolkingen van Cools en van der Loo zijn er op dat moment nog maar een paar scènes echt blijven hangen.
Toch is het zeker geen verkeerde keuze om een avondje in de open lucht te genieten van een wonderlijke musicalvoorstelling in een natuurlijke omgeving.