Dat de regionale groepen hetzelfde stuk opvoeren is gebruikelijk. Vorig jaar speelden ze beiden Doornroosje, Doornroosje. Zelfde script en decor, en verder alle vrijheid. Maar waar vorig jaar er echt totaal verschillende voorstellingen werden gebracht, liggen ze nu wel een stuk dichter bij elkaar. Grotendeels wordt dit veroorzaakt door het decor. De prachtige kast is leuk, zit vol verrassingen, maar ook groot en daardoor plaatsgebonden.
Basis voor het verhaal is het boek van Paul Biegel, dat dit jaar toevallig ook als toneelstuk in diverse schouwburgen te zien is geweest. Het verhaal is dus op dit moment populair. In deze theatervoorstelling is er een verband gelegd met het heden. We zien Bregje, een meisje dat haar vader, die schrijver is, zit te vervelen. Hij wordt het zat en wil dat ze buiten gaat spelen. Zij wil dat niet, want ze wordt gepest, met haar rode haar. Hij onderbreekt zijn schrijfwerk aan het struikroververhaal waar hij mee bezig is om Brechtje te vertellen van de rode prinses. Ze woont in het wittetorenpaleis, met haar ouders en koningin-grootmoeder en de hofhouding en is nog nooit buiten het paleis geweest, en omdat de ramen zo hoog zijn, nog nooit iets buiten het paleis gezien. Op haar twaalfde verjaardag mag ze dan eindelijk naar buiten, om het volk te zien, waar ouders en grootmoeder, Ons Soort Mensen, enorm op neerkijkt. En zo krijgt Bregje de rol van Rode Prinses, nadat haar eerst nog even de pluralis majestatis is geleerd: het spreken namens zichzelf in de “wij” vorm.
Maar verhalen nemen wel eens een eigen wending, net als de karakters in het verhaal. De rovers uit het verhaal in ontwikkeling, Holz en zijn zus Bolz overvallen de schrijver, vragen waar het bierhuis is wat ze zouden moeten overvallen, en als dat er niet blijkt te zijn besluiten ze tot een eigen plan. Het ontvoeren van de rode prinses, losgeld vragen, en haar eventueel doden. Dit uiteraard tot grote schrik van de schrijver, die zijn dochter toch graag in leven ziet blijven. Hij vermomt zich als de rover Schwanzenstolz en sluit zich - rovers zijn altijd met z’n drieën - bij hen aan. Het ontvoeringsplan lukt en vader/rover weet zo zijn dochter te beschermen tegen de nare dingen die met name Holz met zijn primitieve mannelijke driften haar aan zouden kunnen doen. Als echter door een dobbelspel juist Schwanzenstolz het losgeld moet halen en Holz en Bolz in de schuilplaats blijven met de rode prinses loopt het helemaal mis. De rovers worden gepakt, maar de rode prinses blijkt te zijn gevlucht. Ze is dus helemaal alleen in een vreemde wereld en een eng bos. En dat terwijl de rovers op de nominatie staan om opgehangen te worden. Zal dat wel goed aflopen?
Aan de ene kant hebben we dus het verhaal van de rode prinses, maar aan de andere kant vindt alle actie plaats in de studeerkamer van de vader van Brechtje, de schrijver. Wat rook, wat bladeren, en een kast vol wonderlijke inhoud en doorgangen. Het maakt het nog duidelijker een raamvertelling.
Groots en extreem. Dat is de beste manier om de rollen te omschrijven. Extreme kostuums, nagenoeg allen in één kleur, waarbij gelijke rollen ook dezelfde kleur hebben. Een enkele kleur komt wel dubbel voor, maar dat komt toch door de beperkingen in het kleurenpalet. In het spel wordt ook enorm overact. Dit zorgt voor enorm veel humor, maar ook wel voor enorm veel chaos. De huilbuien van de koningin bijvoorbeeld zijn enorm geestig, maar niet alle humor aan het hof komt helemaal tot zijn recht. Sterk is de interactie tussen Holz en Bolz, en bij het leger van als bomen verklede soldaten is het ook regelmatig lachen geblazen. Waar veel spelers helaas wel een handje van hebben is te snel praten. Hierdoor gaat ook wel eens een grap verloren. Ook raken we wel eens de focus kwijt door veel actie op een andere plek dan waar de actie van het verhaal plaatsvindt.
De solo-zang van Aimée Tieleman is fraai en ze speelt de rol van Brechtje en Rode Prinses uitstekend. Ook Lars de Klepper als vader (en rover) doet het goed. De reus Umberto de Verschrikkelijke krijgen we niet te zien, maar de scene bij hem thuis, deels hoorspel, is leuk. Vooral het wedstrijdje (gebrek aan) tafelmanieren wekt op de lachspieren. Sowieso wordt er erg grappig gespeeld met geluiden “zonder beeld”, Ook de enge-bos geluiden zorgen voor een hoop comic relief.
Erg zachtzinnig gaat het er op het podium niet aan toe. Conflicten te over, die met theatergeweld worden opgelost. Althans, dat nemen we maar aan, ook als de stukken tak in de rondte vliegen bij het afrossen van rover Holz door een van de soldaten. Het ziet er wel komisch uit.
In de voorstelling wordt fraaie enscenering afgewisseld met onbegrijpelijke chaos. Mooi is de setting van het nummer “Je moet niet bang zijn”. Terwijl Brechtje als Rode Prinses soep maakt voor de verschrikkelijke Umberto zien we haar vader in de bak, achter tralies zitten. Maar de dans in de eerste bierhuis-scene is werkelijk onbegrijpelijk. Idioterie, waarbij zoveel herrie wordt gemaakt dat de zang niet meer te verstaan is. En waarom oma een soldaat bijt is voor mij niet duidelijk. Juist bij de dansen lijkt het allemaal wat te veel van het goede. Te veel en te overdreven uit de pas. Daar waar het wat meer gedoseerd is, zoals bij het woud van soldaten, komt het de voorstelling ten goede. Je weet waar je moet kijken.
In vergelijking met de eerdere versie van het stuk is deze een stuk korter. Dit komt bijvoorbeeld omdat je als publiek ditmaal rustig kan blijven zitten, terwijl dat in de eerdere versie het lied “Rover Kaarsendover” moest meezingen en meedoen. Deze lengte is meer geschikt voor jonge kinderen, al blijft het voor sommigen van hen lastig stil te zitten. Zeker als je zo’n draaikont naast je zit is dat toch wel erg hinderlijk.
Ook deze “De Rode prinses” is een leuke voorstelling geworden. De spelers zijn enthousiast, er is een hoop te lachen en te zien. Gewoon een leuk uitje voor de middag of avond dus. De voorstelling is nog te zien in Brielle (BREStheater) en Hellevoetsluis (De Twee Hondjes), om vervolgens de serie weer af te maken in theater 222 in Rotterdam.
Scenefoto’s: Joke Schot.