Het megaspektakel Soldaat van Oranje trekt al jaren volle zalen. Maar dat je helemaal niet zoveel nodig hebt om een zeer aangrijpende voorstelling over de Tweede Wereldoorlog te maken, bewijst Oorlogswinter. Met een cast van twee, een paar kostuums, en wat decorstukken wordt op indrukwekkende wijze een trieste jeugdherinnering van schoolmeester Arthur, of Thuur, teruggehaald.
Bij het binnenkomen van de zaal zien we Thuur aan het werk, aan zijn bureau. Op de radio klinkt ‘In the Mood’. Zijn klas blijkt regelmatig om verhalen over de oorlog te vragen. Spannende verhalen, maar Thuur’s verhaal is er vooral eentje van schuldgevoel over Maartje, een meisje dat vanuit IJmuiden naar zijn Limburgse dorp was verhuisd. 10 jaar nadat het allemaal gebeurde, ziet hij (en het publiek met hem) Maartje weer, dansend, al is ze er niet echt. Dat blijkt als hij tegen haar spreekt: “Het kan bijna niet anders dan dat je niet meer leeft.” Hij praat met haar over wat er gebeurde. Soms zijn ze het oneens. Gek, want “Als ik je heb verzonnen, waarom spreek je me dan tegen.”
Een flashback volgt, waarin de vriendschap tussen Thuur en Maartje duidelijk te zien is. Alhoewel, het was eigenlijk verkering. “Want”, aldus Maartje, “verkering is samen spelen, en elkaar geheimen vertellen.” Maar het zijn diezelfde geheimen die zorgen voor een dramatische afloop.
Er gebeurt heel veel tijdens de voorstelling: Er wordt een beeld geschetst van de klas van de kinderen, waarin ook NSB-kinderen zitten, met een onderwijzer die wel raad weet met zijn liniaal. De nieuwsgierige buurvrouw, de NSB-buren waar ze mogen schuilen als het luchtalarm afgaat. Het verzet van broer Leo, en de vervanging van zijn vader van wie bekend was dat hij door de vingers zag dat boeren wel eens een beest achter de hand hielden. Er gebeurt veel wat Thuur dwars zit. Als tijdens het luchtalarm een Engels vliegtuig wordt neergeschoten, vindt hij deze terug op de zolderkamer van zijn broer. Het is precies dat geheim wat hij Maartje vertelt, maar zij weet met haar geheim daar nog overheen te gaan. Zij komt niet uit IJmuiden, maar uit Amsterdam, heet eigenlijk Tamar, en de gele ster die ze in een doosje met foto’s bewaart, is van haar. Ze heeft een schuilkamer op de hooizolder. Daaronder zit weer een hokje waar een varken verborgen wordt gehouden.
Af en toe is er een luchtig moment, bijvoorbeeld als Thuur op Maartje’s definitie vraagt of zoenen bij verkering hoort. “Alleen als je allebei wil”. En terwijl Thuur al aanstalten maakt, “Ik wil nog niet… Jij?”. “Neeeee.” Of als Thuur haar uitvraagt over Amsterdam. Of als hij ondanks de waarschuwing toch zijn hoofd stoot. Hilarisch wordt het even als het varken Bella is ontsnapt, en beide acteurs een roze kussen daadwerkelijk tot leven weten te laten komen. Maar voor het overgrote deel is de toon ernstig, en ligt er continu gevaar op de loer. Met simpele middelen wordt het ook eng. De aankomst van de Duitsers, met en simpele zaklamp bijvoorbeeld. Maar het meest nog door het geweldige acteerwerk van beide spelers. Soms is het bijna hoorspel, als we in de schuilkelder duidelijk meerdere personages horen. Dan weer is een doekje genoeg om een nieuwsgierig vrouwtje te spelen, en de bijrollen worden met groot gemak overgegeven.
Of de musicalvorm de meest geschikte vorm voor dit theaterproject was is de vraag. Net als bij het grote Soldaat voegen de liedjes over het algemeen weinig toe. Het zijn vaak wel de rustpuntjes in de show. Omdat de muzikale begeleiding ook vrij sober is, is het wel jammer dat de muziek niet live is. Dat had het net een beetje meer sjeu gegeven, maar daarmee is meteen het enige verbeterpunt benoemd. Het decor is simpel maar ingenieus. Een paar wandjes, die gedraaid kunnen worden om een ander huis te krijgen. Kantelen levert een bed op, en op een andere manier plat heb je de hooizolder met zijn krappe ingang. Maarten Ebbers speelt al sinds het begin schoolmeester Thuur, en heeft alle kneepjes van de rol in de vingers. Maria Noë is geen onbekende in het jeugdtheater (ze was onder andere Annika in Pippi zet de boel op stelten) en de rol van Maartje/Tamar heeft ze voordien ook al een aantal malen gespeeld. Zowel het kind Maartje, als de beschouwende 10 jaar oudere verzinselfiguur die berust in wat er toen is gebeurd, speelt ze prachtig, om over de bijrolletjes nog maar te zwijgen. Samen hebben ze de voorstelling volledig onder controle.
Met 9+ ligt de leeftijdsgrens voor Oorlogsgeheimen vrij hoog, maar dat is duidelijk niet voor niets. Het is belangrijk dat de kinderen wel enig besef hebben van wat er in oorlogen gebeurt, en met name wat er in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd. De voorstelling brengt deze gebeurtenissen namelijk erg dichtbij. De angstige momenten van Arthur, het lot van Maartje, maar vooral het hartverscheurende relaas van de gedeserteerde buurjongen die bij de SS had gezeten en in een kamp had gewerkt zorgen voor rillingen, en tranen in je ogen. Ondanks een enkele komische scène, krijg je als bezoeker toch behoorlijk wat voor je kiezen.
Oorlogsgeheimen is dus zeker geen hap-slik-weg voorstelling, maar eentje die context behoeft, en zeker uitnodigt tot napraten. Een voorstelling de je volwassenen en kinderen tot op het bot zal raken. “Je hebt gelijk. Oorlog is niet voor kinderen.”, is één van de laatste dingen die denkbeeldige Maartje zegt. Of deze voorstelling iets voor kinderen is, zal van het kind afhangen. Het is allesbehalve een middagje ontspanning, en dat betekent automatisch ook dat deze niet voor iedereen geschikt zal zijn. Maar wel een voorstelling die enorm goed is gemaakt. Waar de oorspronkelijke versie al vier sterren verdiende, komt er nu een vijfde bij.