Waarschijnlijk was het een vorm van premièrekoorts, misschien was de zaal wat stug, of lag het aan het weer wellicht: deze premièrevoorstelling van Pippin leek wat matter te starten dan de (eerste) try-out van een week eerder. Zelfs de professional, Peter Reijn, ging hierin mee. Toch bleef de voorstelling leuk, en naarmate deze vorderde kwam ook het vuur weer helemaal terug.
Pippin begint met open doek; als je de zaal inkomt zie je het decor met als kleuren, wit, wit en wit, een ontwerp van GertJan Brinkman. Een witte achtergrond, twee ruimtes voor het orkest, een witte tafel en vier witte blokken. Het komt op het eerste oog erg steriel over, maar met vele kleuren belichting wordt tijdens de voorstelling een mooie sfeer gecreëerd.
Pippin wordt gebracht als een show over Pippin’s leven. De 4 Dreamgirls, getooid met weelderige witte haardossen en smoking-achtige kostuums vertellen het verhaal van Pippin. De hoofrolspeler wordt uit de goot geplukt, van zijn spuit ontdaan en als Pippin aangekleed. Ook Karel de Grote (Pippin’s vader) “wordt vertolkt door een acteur”. Die dubbele laag komt regelmatig terug, als een van de spelers even uit zijn rol stapt en zich rechtstreeks tot het publiek wendt of met een klein gebaar duidelijk maakt dat hij of zij zich van de aanwezigheid van het publiek bewust is.
Het verhaal draait om Pippin, de zoon van Karel de Grote, die geen saai alledaags leven wil, maar een richting en een doel wil hebben. Deze zoekt hij onder andere in het leger, in de lust en in de macht, maar hij kan het nergens vinden. Tot hem op het einde een laatste keuze wordt voorgesteld.
De voorstelling heeft vooral heel veel komische momenten, zonder meteen een regelrechte comedy te zijn. Er zijn zeker ook momenten zijn die je even aan het denken zetten, of gewoon bedroefd maken. Het meest dramatische moment, het vertrek van Pippin bij gewone vrouw Katherina is één van de hoogtepunten.
Toch zullen vooral de wat absurdistische scènes diegenen zijn die in het geheugen blijven hangen. De diverse seksscènes (de orgie, Karel en zijn vrouw, Katherina en Pippin) bijvoorbeeld, maar ook, de bespreking van de veldslag en de uitbeelding van de slag zelf, de lopende band in het bedrijf van Katherina. Het zijn er te veel om allemaal op te noemen.
Pippin wordt gespeeld door Dennis Marquez, die is gezegend met een erg warm stemgeluid. Hoewel er wel eens een uithaaltje niet helemaal goed gaat is het prettig naar hem te luisteren en te kijken. Hij speelt de jeugdige, af en toe wat kinderlijke Pippin erg goed. Sommige reacties lijken echt spontaan uit zijn mond te komen en hij sleept je mee in zijn verhaal. Lodewijk, de halfbroer, is een rare kwast, en wordt zo ook wel neergezet door Ralf van der Sanden. Af en toe speelt hij heel erg sterk, zoals in het duet van zijn moeder, soms ook wel wat zwak En zijn dansen verdient aandacht. De derde (en laatste) man in het gezelschap is Peter Reijn, die de impulsieve, botte, maar af en toe toch wel wijze Karel de Grote speelt. Vooral de uitbarstingen maken indruk.
Fastrada, de moeder van Lodewijk, is eveneens een karikatuur. Een intrigante, een vrouw vol van zichzelf, die zich presenteert als “eenvoudige huisvrouw en moeder, net als alle andere huisvrouwen en moeders in de zaal”. Babette Holtman zett het leuk neer, maar geeft af en toe toch het gevoel dat er meer in de rol zit. Nog wat meer valsheid en overtuiging in haar “gewone vrouw” zijn.
Berte, de ondeugende grootmoeder van Pippin, wordt gespeeld Marlies van Winkel. Net als bij Fastrada geldt hier, leuk en zeker niet slecht gedaan, maar het kan grappiger. Vooral het contrast tussen haar leeftijd en de dingen die ze doet en zegt is gevoelsmatig wat klein. Berte zou ouder moeten ogen.
Petje af voor Nine Meijer, vertolkster van Katherina, de doodgewone vrouw. Haar lied bij het vertrek van Pippin is hartverscheurend, en nodigt uit tot meehuilen. Ook speelt ze de rol goed. Aan de rol van Thera, dochter van Katherina, valt niet veel eer te behalen, maar Tirza de Boer speelt de kleine meid wel goed.
De vertelsters, de Dreamgirls, doen het leuk. Op het groepsspel van hen en het ensemble valt eigenlijk niets aan te merken. Het is flitsend, sterk en goed. Mede door de prachtige regie (Daniël Cohen, met assistentie van Frédérique Sluyterman van Loo ) is er met het totaalplaatje niks mis. En ook in samenzang klinkt het prachtig. Niet in de laatste plaats door het orkest, dat, op een paar blazersfoutjes na, goed staat te spelen.
Opvallend is ook dat de show laat zien dat een boel spelers met een muziekinstrument overweg kunnen. Zo duikt Pippin zelf achter de toetsen, en later doet ook Berthe dat (over de pianist: “Knappe Man”. En wordt Pippin verleid door ensembleleden met fluit, viool en saxofoon. Een erg geslaagde scène is ook als Lodewijk met accordeon en zijn moeder “Lachend door het leven” in een soort zeemansliedarrangement zingen. Een vermomming die ze gebruikten om de revolutiebijeenkomst van Pippin af te luisteren wordt zo ook muzikaal benut.
De kostuums (Annemieke Smit/Helma de Wit), die op enkele momenten na, volledig in zwart, rood en wit (soms ietsjes grijs) zijn uitgevoerd, zijn schitterend. Soms komen ze wat absurdistisch over, maar nooit zijn ze té. De witte verpleegstersjurkjes met rode handafdrukken op de erogene zones zijn bijvoorbeeld heel komisch. En met het neutrale decor en het beperkte kleurenpalet wordt het ook niet een overdadige orgie van kleur..
Pippin is in deze vertolking een interessant, vooral komisch stuk. Het laat zien dat deze studenten van INHOLLAND zeker het één en ander in hun mars hebben. Het is een productie die, ondanks de kritiekpuntjes, zeer professioneel oogt en klinkt, op alle fronten.