Misschien wel de belangrijkste keuze die je als amateurgezelschap moet maken om een goede voorstelling neer te zetten is de stukkeuze. Stichting Theaterplan heeft die keuze dit jaar goed gedaan. Little Shop of Horrors is een geweldig stuk, met meesterlijke muziek van Alan Menken en teksten van Howard Ashman, die ook verantwoordelijk waren voor de muziek en songs van Disney’s beste tekenfilmmusicals als de Kleine Zeemeermin, Aladdin en Beauty & the Beast. Het is wel een keuze die wel de nodige aanpassingen vraagt: de oorspronkelijke musical had een cast van 9 personen; een amateurproductie als deze heeft uiteraard een veel grotere bezetting.
De musical Little Shop of Horrors is gebaseerd op een derderangs griezelfilm met dezelfde naam; een film ook met een cult-status. Na het succes van de musical is daarvan weer een verfilming gemaakt (een weg die we de laatste tijd weer meer zien). De musicalfilm met Rick Moranis zullen velen wel hebben gezien. Met de aanpassingen van Theaterplan gaat het verhaal ongeveer zo.
De wees Simon werkt in de slechtlopende bloemenwinkel van meneer en mevrouw Mushnik, die hem ongeveer hebben behandeld zoals het doodgraversechtpaar Oliver behandelden. De zaak, die nauwelijks klanten trekt, stevent af op bankroet. De zachtaardige slungel Simon is stapel op Aaltje. Zij heeft echter al een vriend, de brute tandarts Otto, die er niet voor terugdeinst haar te mishandelen, en geniet van de pijn die zijn werk anderen aandoet. De liefde tussen Aaltje en Simon is wel wederzijds, maar Aaltje vindt dat zij Simon niet verdient.
Als Simon een plotseling verschenen onbekend plantje meebrengt verandert plotseling alles. Er komen bijvoorbeeld weer klanten. Maar er is ook een schaduwzijde: Aaltje II, zoals de plant heet, moet worden gevoed met bloed. En van dit bloed groeit de plant uit tot buitenproportionele proporties. Dus binnen de kortste keren loopt Simon met pleisters op alle vingers, zwalkend van de bloedarmoede. Als de vrijwillige donaties van Simon onvoldoende blijken weet de plant Simon te overtuigen over te gaan tot grover geschut, met positieve gevolgen voor iedereen. Nou ja, iedereen behalve Otto.
Zoals gezegd zijn er aanpassingen gedaan om deze grote cast in te passen. Waar in de oorspronkelijke productie het gros van de bijrollen door dezelfde persoon wordt gespeeld zijn dat nu allemaal verschillende. En ook de rolletjes die de drie commentaarmeisjes in de show vervullen worden nu door anderen gespeeld. Verder heeft de oorspronkelijk alleenstaande Meneer Mushnik hier een vrouw gekregen en wordt er een buurvrouw opgevoerd. Alleen deze laatste aanpassing pakt minder gelukkig uit. Ze zal nodig zijn om de rol van Mushnik over te nemen in de tweede akte, omdat die rol in tweeen is geknipt, maar heeft tot gevolg dat de pauzefinale wat minder lekker loopt. Het moeten tonen dat ze getuige is van het einde van Otto gaat ten koste van de schwung van de pauzefinale en tegelijkertijd zal een deel van het publiek dit ook nog eens hebben gemist.
Waar we begonnen met het belang van een goede stukkeuze toont deze productie ook aan dat als je daar een goede regie bij doet je al over de helft bent voor een goede productie. Hetty Feteris, die ook de buitengewoon geestige Sprookjesboom-musical in Theater de Efteling regisseerde, maakte van deze Little Shop of Horrors een genot om naar te kijken. Overzichtelijk, met mooie podiumbeelden van het ensemble, en uiteraard een geweldige plant.
Natuurlijk is de plant in de voorstelling het allerbelangrijkste. Waar tijdens de oorspronkelijke off-Broadway en bijvoorbeeld ook bij de laatste West-End en tour-revival gebruik werd gemaakt van een fantastisch bewegende pop (en onzichtbare zanger), is hier gekozen voor een plant die volledig bestaat uit mensen; in zijn volle gedaante bestaand uit een mens als plant en zeven mensen als blaadjes. Een plant die geweldig beweegt: dreigend, vals, schijnheilig.
De acht acteurs brengen deze plant prachtig tot leven en maken Aaltje II tot de ster van de show. Ook Simon wordt prachtig vertolkt. Peter van Bokhoven is enorm aandoenlijk als de slappe schlemiel, die verzot is op Aagje, maar wiens wilkracht het nogal eens laat afweten. Ook Aaltje speelt de wat dommige Aaltje, die wel heel weinig eigendunk heeft. Zeker als ze weer eens overtheatraal meldt dat ze een verleden heeft, is Denise Huls op haar best. Misschien wel de zwaarste taak ligt bij het echtpaar Mushnik, die rollen moeten spelen van personen die veel ouder zijn dan zij zelf. Lenneke Coppens is lekker onsympathiek als mevrouw Mushnik, en Tom Vinken’s meneer Mushnik is als karikatuur goed gespeeld. De schoolmeisjes Trudy en Mies (Mandy de Laat en Laura ter Horst) vormen een fraai koppel, die goed zijn in het aftroggelen van geld en om wie regelmatig te lachen valt.
Hoewel we niet kunnen zeggen dat we hier een nieuwe Freek Bartels hebben gezien was de zang voor amateurbegrippen in orde. Vooral de samenzang was goed, en de meeste solisten zongen hun nummers naar behoren. Ze werden hierin ondersteund door een uitstekend orkest, dat verscholen zat achter een muur van pallets. Waar we in de amateurhoek wel eens worden geteisterd door vals blaas- of strijkwerk was daar hier geen sprake van.
Toch zullen het vooral de toneelbeelden zijn die van deze voorstelling zullen bijblijven. De wandelende fabrieksmeisjes langs de palletmuur (en, omdat je er toch een beetje doorheen kon kijken, het bijbehorende terugrennen achter deze muur om weer op tijd de rij weer aan te vullen) en, op een ander moment, de handjes door deze palletmuur. En natuurlijk de hartverscheurend mooie afscheidsscene van Aaltje, en het vervolg daarop.
Theaterplan is terug op het oude nest, en met een voorstelling als deze kunnen we daar alleen maar blij om zijn. Little Shop of Horrors was puur genot; een stuk dat vraagt om een vervolg. Over een paar uren weten we welk stuk dat gaat zijn.
Foto’s: Frank van Eersel