Het zaallicht is nog aan, als twee acteurs op het toneel de zaal aanspreken. Geen ouverture dus, maar twee Mohammeds die hun eigen rol uitleggen. Zij vertellen het verhaal, en maken er soms deel van uit. Daarna beginnen zij hun vertelling, om er op een aantal momenten ook weer even uit te stappen.
Het verhaal van Ik Driss gaat, dat mag geen verrassing zijn, over Driss. Hij komt in de jaren zeventig naar Nederland als gastarbeider naar Nederland. Hij gaat aan de slag op de visafslag in IJmuiden, als scholstapelaar . Een drukke jog, het motto van Driss en zijn medearbeiders is “werken, werken en overwerken”. Daar ontmoet hij voor het eerst vakantiekracht Jolanda. Hij beschouwt haar als het mooiste meisje van IJmuiden, maar kan niet met haar communiceren. Driss spreekt geen Nederlands. Bij een vervelende ervaring aan de kassa van de supermarkt (de Spar), wordt hij geholpen door een lerares in ruste, die hem aanbiedt om Nederlandse les te geven. Als een jaar later Jolanda weer terug is, is er een eerste contact, en hoewel de liefde niet meteen wederzijds is, is er wel een eerste afspraak.
De vader van Jolanda maakt in de voorstelling een opmerking over Driss’ naam, die uitgesproken wordt als Dries en best Nederlands zou kunnen zijn. Hij verwijst naar Dolle Dries, een voorstelling die toevallig op hetzelfde moment in première gaat. Als deze Driss echter iets niet is is het dol. Hij is kalm, ietwat naïef, en bijzonder aaibaar, niet in de laatste plaats dankzij de afro en de strakke jaren 70 broek. De voorstelling zit verder vol karakters die door het merendeel van de toeschouwers in de armen zullen worden gesloten, en het andere deel is dan in ieder geval wel herkenbaar. De schooljuf die belangeloos Driss helpt bijvoorbeeld, en die ook de oorlog nog had meegemaakt. Maar ook de ouders van Jolanda, die vriendelijkheid en een zekere Nederlandse stugheid combineren. Pa moppert wat (bijvoorbeeld over zijn pensioneringscadeau, een hengel in plaats van een horloge), ma is vooral vriendelijk. Vrienden Kemal en Mustapha zijn vooral aandoenlijk in hun enthousiasme. De prijs van het meest vertederende optreden wordt in de wacht gesleept door de moeder van Driss, die we niet zien, maar alleen horen op de cassettebandjespost die tussen Driss en zijn ouders plaatsvindt.
De muziek van Jan Pieter Koch is gevarieerd, en klinkt regelmatig Noord Afrikaans. De teksten van Justus van Oel zijn prima, en houden vooral in de tweede akte de vaart in het verhaal. De acteurs spelen de voorstelling uitstekend. De zang kan er mee door, waarbij het natuurlijk niet mag verwonderen dat musicalactrice Jennifer van Brenk er ver bovenuit steekt.
In deze tijd van ergernis over de huidige generatie ‘buitenlanders’ is het verfrissend kennis te maken met de generatie die destijds de grote sprong nam om huis en haard te verlaten en hier te komen werken. Dat er in deze hardwerkende groep mensen zaten die gewoon bleven doen wat ze deden, en bijvoorbeeld een bruid in het land van herkomst haalden, maar ook mensen die in dit land wisten te groeien, of echt deel uit gingen maken van de Nederlandse samenleving. Dat deze stappen niet zomaar gezet worden wordt prachtig duidelijk.
Ik Driss is een voorstelling die je niet alleen meeneemt naar de jaren 70, maar je er ook naar doet terug verlangen. Een tijd waarin tolerant zijn nog norm was, en de wrevel die er was voornamelijk met onbegrip, en niet met onwil te maken had. Een fijne voorstelling, ondanks de wat vreemde keuzes voor de afsluiting van de eerste akte, en de wat plotselinge afsluiting van de tweede (waarin we toch ook een reactie van Jolanda op deze situatie hadden verwacht.
De voorstelling is tot het einde van het jaar in de Meervaart, en diverse andere theaters te zien. Hopelijk volgt volgend seizoen een volledige tour.
Foto’s: Bob Bronshoff